Omtrent de taak der verschillende échelons dient nog het volgende te worden vermeld. De waarschuwende, tevens plaatselijk vertragende échelons, hadden tot taak, grensoverschrijding vast te stellen en te melden en tevens de vijandelijke opmars langs de belangrijkste wegen te vertragen. Ter uitvoering van deze taak waren de hiervoor bestemde onderdelen opgelost in z.g. objectbezettingen, in hoofdzaak ter sterkte van een sectie inf. Deze sectiën splitsten zich in de regel weer in groepen en wel zodanig, dat de belangrijkste naar de grens voerende wegen op de daartoe meest geschikte punten, elk door tenminste één mitr.groep, werden afgesloten. Automatische wapens en personeel der groepen waren, behoudens enkele uit zonderingen, opgesteld in eenvoudige veldversterkingen nabij de af te sluiten wegen. Op de wegen waren versperringen aangebracht in de vorm van paal- en putringversperringen enz., terwijl de vernieling van een groot aantal bruggen en bruggetjes, alsmede het stellen van verhakkingen voorbereid was. Kazematten waren in de zone der grenscompagnieën slechts in zeer gering aantal aanwezig. Zo bevonden zich langs het ruim 40 km lange Nederlands- Duitse grensgedeelte van Vaals tot Posterholt slechts 16 kazematten. Het vaststellen en melden van grensoverschrijding diende te geschieden door de op de wegen naar de grens vooruitgeschoven wachten, posten of patrouilles, of door waarneming uit hoge punten (b.v. kerktorens). De sectiecommandanten gaven de ontvangen meldingen telefonisch door. Het vertragen van een vijandelijke opmars moest worden bereikt door het tijdig aanbrengen der wegversperringen, c.q. het uitvoeren van de voorbereide vernielingen en tevens door zo lang mogelijk door vuur te beletten dat de vijand de versperringen opruimde. Al dadelijk kan worden opgemerkt, dat dit laatst bedoelde optreden slechts van zeer korte duur zou kunnen zijn, aangezien vrijwel overal het terrein zich uitstekend leende voor een snel omvatten en buitengevecht stellen der zeer geïsoleerd opgestelde, zwakke vuurorganen. De taak van de vertragende échelons bestond uit het stellen van hindernissen, het uitvoeren van vernielingen en het door vuur bemoeilijken van de vijandelijke opmars. Teneinde deze taak onder zo gunstig mogelijke voorwaarden te kunnen uit voeren, waren de tot deze échelons behorende troepen waar mogelijk opgesteld achter natuurlijke hindernissen, zoals de Geul en de Geleen. Dat was echter lang niet overal mogelijk en bovendien waren de in te nemen frontbreedten van een zodanige uitgestrektheid, dat spoedige infiltratie, gevolgd door oprolling, onmogelijk zou kunnen worden voorkomen. Er waren dan ook verzamelpunten en terugtochtswegen vastgesteld, zowel voor de troepen van de eerste échelons als voor die van de tweede échelons, terwijl 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 19