Het lag niet op zijn weg, om te 's-Gravenhage hulp te gaan vragen tegen Over- schie. Overigens had de O.L.Z. reeds, op aanvrage van de Kant.C., de aanval op Overschie bevolen, zoals is uiteengezet. De cp. van C.-III-21 R.I., waar zich tevens de commandogroep van C.-3e Comp. bevond (terwijl de wnd. C.C. zich ophield nabij zijn Comp. in van Stolk's houthandel op het Noordfront) lag in het centrum van de bomaanval. De ruime schuilkelder onder het telefoonkantoor, plaats biedende voor ongeveer 150 man, vulde zich weldra met burgers tot ongeveer 300 man. Door de uitbreiding van de brand was het niet raadzaam, deze aldaar te doen verblijven, zodat de kelder na het bombardement werd ontruimd. Een half uur later ontruimde C.-III-21 R.I. dit telefoonkantoor en begaf hij zich door de brandende stad eerst naar het Oostplein, vervolgens naar de Trein in de Nieuwe Plantage, waar hij vernam dat was gecapituleerd. e. DE BINNENSTAD OP 14 MEI 1940 Voor de in de binnenstad gelegerde onderdelen was in de vroege morgen te 4.00 alarm bevolen. Omtrent het Duitse ultimatum is bij de troepen in de binnen stad niets bekend geworden. 1-III-39 R.I. en C.-2-IV-15 R.I. (met 30 man) zijn in de loop van de morgen van Pemis te Rotterdam aangekomen en met patrouillediensten belast. Nadat de voormiddag rustig was verlopen, noodzaakte het bombardement in de namiddag de aanwezige onderdelen, uit te wijken. Bij de verschillende fronten is het uitwijken der aldaar aanwezige onderdelen reeds behandeld, terwijl bij het Oostfront reeds de lotgevallen van II-R.J. zijn medegedeeld. C.-1-II-32 R.I., die onder bevel stond van C.-IV-10 R.I., had van deze bevel ontvangen, zolang mogelijk ter plaatse (in de Schoolstraat) te blijven. Toen de brand aan alle kanten naderbij kwam, achtte de C.C. het niet verantwoord, te blijven en verliet hij in goede orde met zijn compagnie (de gasmaskers op) langs de Goudschesingel de brandende stad. Bij de Kralingsche Plas vernam hij een gerucht over capitulatie en nam hij waar, dat mariniers en andere onderdelen de wapens hadden neergelegd. De geruchten als vals beschouwende, besloot hij, Rotterdam te verlaten en daarbuiten opnieuw stelling te nemen. Bij een kruispunt van wegen op de grote verkeersweg naar Rotterdam, onder de gemeente Capelle a/d IJssel, waarheen hij zijn compagnie per gevorderde vrachtauto's vervoerde, stelde hij deze zodanig op, dat naar alle zijden vuur kon worden gebracht. 190

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 206