Op 1 Mei 1940 keerde hij weder op zijn post terug. De gemeente was verdeeld in vijf afdelingen, aan het hoofd waarvan commis sarissen van politie waren geplaatst, die voor de algemene politie- en justitiële dienst in hun afdeling verantwoordelijk waren. De Ie Afdeling (centrum) was ondergebracht aan het Centraal bureau aan het Haagscheveer, dat sedert Oct. 1938 gevestigd was in een gebouw, dat met het oog op luchtbombardement was gebouwd en een gas- en bomvrije kelder bevatte. De sterkte van de geüniformeerde politie bedroeg op 1 Mei 1939: a. Straatpolitie: 6 hoofdinspecteurs, 41 inspecteurs, 48 brigadiers, 98 majoors, 451 wijkagenten, 251 reserve agenten, 35 verkeersagenten, 6 agenten-chauffeur (uitrukwagens) en 26 buurtagenten. b. Brigade voor speciale diensten, ter sterkte van 1 brigadier, 2 majoors en 56 agenten, die een reserve vormde voor het gehele korps en de kern vormde van een Karabijnbrigade. c. Bereden Brigade, ter sterkte van 1 inspecteur, 1 brigadier, 4 majoors en 20 agenten, met van de manege ingehuurde paarden en deel uitmakende van de verkeerspolitie. d. Verkeerspolitie, ter sterkte van 4 inspecteurs, 6 brigadiers, 7 majoors en 44 agenten, waarvan er resp. 3, 3. 2 en 41 bij de Motorbrigade dienst deden. e. Rivierpolitie, ter sterkte van 1 hoofd-inspecteur, 3 inspecteurs, 5 brigadiers, 14 majoors en 42 agenten, met 11 majoors of agenten, dienst doende als kapi tein of machinist. f. Opleiding, waarbij ingedeeld 2 inspecteurs, 2 brigadiers, 3 majoors en 1 agent, met het daarbij in opleiding zijnde personeel. Terwijl van de Karabijnbrigade de kern in de Brig, voor speciale diensten was ingedeeld, was het overige personeel verdeeld over de vijf afdelingen. Zij werd voor oefening en voor daadwerkelijk optreden geconcentreerd. Bij het uitbreken van de mobilisatie in 1939 bestond de brigade uit 6 inspecteurs, 5 chefagenten voor spec, diensten, 148 groepsCn. en karabiniers en 24 reserve karabiniers, ge organiseerd als volgt: Co.groep, 1 mitrailleurkarabijngroep met 3 mitrailleurkarabijnen, 14 karabijn- groepen en reserves. Bovendien kon nog uit een depot van ongeveer 90 agenten geput worden, die een opleiding bij de brigade hadden gevolgd. Allen waren voorzien van een stalen helm, de inspecteurs hadden een klewang en een pistool, alle karabiniers een karabijn M'95 met bajonet of een politiekarabijn zonder bajonet, alsmede een koppel, bajonetschede en 4 patroontasjes (te zamen voor 40 patr.). 206

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 222