De schepen werden daarna van de wal af in het oog gehouden. Te 11 Mei, 15.00 werd al het personeel in de schuilkelder teruggenomen, daar, bij de beschieting van de Maasbrug door de Ned. artillerie, projectielen over de Wilhelminakade kwamen en op het buizenterrein te Katendrecht ontploften. Te 16.00 werd rookontwikkeling bij de Statendam waargenomen; de lading naast het schip bleek te branden. Daarna werd waargenomen, dat de Duitsers het schip verlieten en dat vóór en achter de brug zwaar bleek te branden. Vanwege het vuren, van de N. Maasoever af, kon niets worden ondernomen, om de brand te blussen. Er werd getracht, door seinen met een lamp, verbinding te krijgen met de Nederlanders aan de overzijde, ten einde de ongeveer 100 mannen, vrouwen en kinderen te evacueren, doch het seinen werd beantwoord met schieten. Daarop werd getracht, door middel van een roeiboot contact te krijgen, doch ook deze werd bij het verlaten van de Rijn haven beschoten en moest terugkeren. Met toestemming van een Duits officier werd vervolgens telefonisch contact ver kregen met de C. van het Vaartuigendepot aan de Lloydkade, doch deze mocht (volgens de verslaggever v/d H.A.L.) het telefoonnr. van de Kant.C. niet geven en wantrouwde de telefoon. Ten slotte werd door de Duitsers evacuatie naar de oosthoek van de Rijnhaven toegestaan, hetgeen per motorlichter is uitgevoerd. De schippersfamilies zijn daarop bij de burgers ondergebracht. Door het personeel van de H.A.L. zijn nog enige door luchtbommen ontstane branden geblust. Een brand, op het S.S Dinteldijk ontstaan, kon door moedig optreden van officieren en personeel worden beperkt tot ruim 1 en het voorschip. Het schip kwam later aan de grond. Verschillende branden zijn ontstaan, die eerst na de capitulatie zijn geblust, o.a. in Blauwhoedenveem en loodsen aan de Rijnhaven kant. Op 13 Mei was de gehele Wilhelminakade een grote vlammenzee, waartegen het nog aanwezige personeel machteloos stond. Ook de S.S. Boschdijk en Veendam zijn in brand geraakt. Op 14 Mei kreeg de heer Hagen van de H.A.L. toestemming van de Duitsers, om gedurende een uur per lichter naar de Wilhelminakade te gaan, teneinde te redden, wat hij nog kon. De stemming onder de Duitsers was zeer gespannen. Een der officieren wees op de stad en zei letterlijk: Sehen Sie das noch mal an, lieutmittag steht nichts mehr davon". Terugkomende aan de Rijnhaven vond hij eindeloze colonnes pantserwagens, lichte tanks, geschut enz. opgesteld. De gehele hoofdweg naar het zuiden tot ver op de Dordtschestraatweg stond vol, in dubbele rijen; ook de dwarsstraten stonden vol en overal waren telefoon lijnen gespannen. Op de aanlegsteigers op de Wilhelminakade was een kanon in stelling gebracht. 227

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 243