Het bombardement van Rotterdam Noord werd door het nog aanwezige perso neel uit de omgeving van de Rijnhaven waargenomen. Nadat de capitulatie een feit was geworden, werden aanvankelijk voorraden door de Duitse soldaten geroofd, terwijl daarna ook door de burgerij werd geplunderd. Door krachtig optreden kon hieraan een eind worden gemaakt en konden de ter reinen worden vrijgemaakt van burgers. e. BESCHOUWING OVER DE VERDEDIGING VAN ROTTERDAM VAN 10—14 MEI 1940 Zoals reeds in de aanvang dezer beschrijving is medegedeeld, trof de aanval op het hart van het land de te Rotterdam aanwezige troepen onvoorbereid. De aanval heeft aangetoond, dat, in verband met de ontwikkeling van lucht macht, ieder onderdeel in voorste lijn ligt, niet slechts ten opzichte van aanvallen van vliegtuigen, doch ook van troepen die als parachutisten of als luchtlandings troepen aan de grond zijn gekomen. Rotterdam werd ten onrechte beschouwd als te zijn voldoende beveiligd door troepen in andere delen van het land, zodat geen bijzondere alarmeringsmaatregelen nodig waren geacht, doch het verloop van zaken heeft aangetoond, dat de moderne mogelijkheden ook voor troepen in tweede lijn, reserves en depottroepen, bij toe nemende spanning bijzondere maatregelen noodzakelijk maken. Het mag niet voor komen, dat troepen, waarop een beroep moet worden gedaan, daar zij zover ge oefend zijn, dat zij hun wapens kunnen hanteren, niet in het bezit van munitie zijn. Het initiatief van ondercommandanten was oorzaak, dat de eerste doelstelling van de Duitsers, het vormen van een bruggenhoofd op de noordoever, niet over eenkomstig de bedoelingen is kunnen worden uitgevoerd en dat het bruggenhoofd zich beperkte tot enkele huizen. Werden geleidelijk de maatregelen der ondercommandanten gecoördineerd, werd de vijand in zijn bruggenhoofdje afgegrendeld en een Maasverdediging inge steld, het is, niettegenstaande de hoeveelheid troepen, die naar Rotterdam zijn gezonden, niet zover gekomen, dat de verdediger de vijand in zijn voor hem zeer gevaarlijke opstelling op het Noordereiland kon aangrijpen. De vijand had op de zuidelijke Maasoever een versterkt bataljon, bestaande uit 4% compagnieën, goed geoefend, goed uitgerust en met goed moreel. Daartegen over beschikte de verdediger over een aantal technische Depot-compagnieën, waarvan slechts enkele min of meer voor eenvoudige taken bruikbaar waren, een etappenbataljon, waarvan in Rotterdam Noord slechts een verzwakte tirailleur compagnie en een mitrailleur-compagnie beschikbaar waren, voor het gevecht 228

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 244