minder geschikte detachementen bij het Vaartuigendepot, enige compagnieën
marinetroepen, met een kleine kern van afgerichte mariniers en ten slotte 7 batal
jons infanterie, welke van elders werden aangevoerd.
De goed aangevoerde marineonderdelen (met goed beroepskader geëncradeerd)
vormden deels goede, deels bruikbare troepen, doch waren onvoldoende modern
uitgerust en niet van zware infanteriewapenen voorzien. Voor gevechten in groot
verband waren de marinetroepen niet geoefend. Wel is gebleken, dat de vrijwilli
gers met goede tucht zich in het gevecht beter hielden, dan de onvoldoend ge
oefende dienstplichtigen der infanterie, al hebben ook daaronder talrijke soldaten
in alle rangen bewijzen van moed en durf gegeven.
Van de infanterie bataljons, die achtereenvolgens naar Rotterdam zijn gezonden,
waren er twee van andere organisatie dan de normale. Alle bataljons kwamen
vermoeid te Rotterdam aan, terwijl zij, als gevolg van hun opleiding, aanvoering
en bewapening, niet geschikt waren voor de aanval en slechts matig voor de ver
dediging.
Deze bataljons kwamen aan in een atmospheer van onrust, geruchten over een
5e colonne, beweerde schietpartijen van burgers en zij ondergingen te Rotterdam
de vuurdoop.
De sterkte van de vijand op de grond overschattende, stonden zij bloot aan
luchtaanvallen, zonder dat voldoende afweer daartegen aanwezig was.
De Kant.C., een kolonel van een technisch wapen, beschikte de eerste dagen
niet over een staf, die voor operatief werk geschikt was.
Het spreekt vanzelf, dat onder de gegeven omstandigheden in de eerste plaats
gestreefd moest worden naar het tot stand brengen van de Maasverdediging en
dat eerst daarna aan een offensief optreden kon worden gedacht. Onbekendheid
met de sterkte van de vijand was oorzaak, dat op de gehele breedte van het Rotter
damse rivierfront met de mogelijkheid van een aanval werd rekening gehouden.
Bovendien noodzaakten de berichten over dreigende rivierovergangen, gedaalde
parachutisten ten O. van Rotterdam, alsmede de bewegingen van parachutisten
ten N. en ten W. van de stad, tot het front maken naar alle zijden en, gezien de
uitgestrektheid van de stad, was het aantal beschikbare troepen niet zo groot, dat
reserves voor aflossing en aanval voorhanden waren.
Eerst toen de overtuiging zich vestigde, dat de op de zuidelijke Maasoever aan
wezige vijand niet sterk was, kon in beginsel tot een aanval over de Maas worden
besloten, doch de troep was zodanig verspreid opgesteld en zodanig vermoeid,
dat dit niet uitvoerbaar was. Het daartoe nieuw beschikbaar komende bataljon was
eveneens voor de eerste 24 uur niet voor actie bruikbaar.
Een dergelijke aanval zou echter slechts kans van slagen hebben gehad, indien
zij gesteund zou zijn geworden door een voldoende hoeveelheid zware infanterie
wapenen en met artillerie-steun zou zijn uitgevoerd.
229