waarbij zich nog enige manschappen van het object Voulwames hadden aange sloten, werd door de Belgen geïnterneerd en naar Lanaeken geleid. Daar kreeg de S.C. van een in burger gekleed Nederlands officier die zich bekend maakte als vertegenwoordiger van de Nederlandse regering, opdracht naar Weert te gaan en zich aldaar aan te sluiten bij de Nederlandse troepen. De S.C. meende aan deze opdracht niet te kunnen voldoen, aangezien de sectie door de Belgen was geïnterneerd. Zij is verder door de Belgen naar Vroenhoven geleid en ten slotte nabij deze plaats door de Duitsers gevangen genomen. 2. Middenvak, weerstandbiedend échelon (Julianakanaal) Opstellingen Bezetting: 2-1-37 R.I., versterkt met 6 zware mitrailleurs. Commandopost C.C.: Geul. Object Voulwames Bezetting: 2e Sectie van 2-1-37 R.I. en een zware mitrailleur. Opstelling: een lichte mitr. in kazemat 48, zuid van de brug (tegenover Bunde); een lichte mitr. in grindkistopstelling, onder de brug, aan de westzijde van het kanaal; een zware mitr. in kazemat 49, 900 m noord van de brug; een lichte mitr. in kazemat 50, 1300 m noord van de brug. De brug was versperd met grote keien op het oostelijk deel der brug en door een putringversperring, onmiddellijk voor de brug. Object Geul Bezetting: le Sectie van 2-1-37 R.I. en een zware mitrailleur. Opstelling: twee lichte mitrs. in het westelijke landhoofd van de brug, voor enfi- lering van het kanaal in N. en Z. richting; een lichte mitr. in een over dekte opstelling van zandzakken en baddings, 200 m noord van de brug; een zware mitr. in kazemat 51, 800 m noord van de brug. Aan de oostzijde van de brug was een putringversperring met een door een afsluitboom te sluiten opening. De lading bevond zich in het midden van de brug en moest aldaar door een vuurkoordontsteking tot detonatie worden gebracht. De springploeg bestond uit 1 korporaal en 2 soldaten (pioniers). Object Elsloo Bezetting: 3e Sectie (min een lichte mitrailleurgroep) van 2-1-37 R.I. en drie zware mitrailleurs. 56

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 70