HOOFDSTUK IV
KORTE VERMELDING VAN DE GEVECHTSHANDELINGEN
IN DE WONSSTELLING EN BIJ KORNWERDERZAND
Zoals in Hoofdstuk I onder b. werd medegedeeld, behoorden de Wonsstelling
en de verdedigingswerken op het Kornwerderzand tot de Stelling van Den Helder.
De gevechtshandelingen worden in de beschrijving van die stelling uitvoerig
opgenomen, doch zullen in dit Hoofdstuk in het kort worden vermeld.
De bezetting van de Wonsstelling werd op 10 Mei versterkt met enkele terug
getrokken onderdelen van de troepen van de T.B.F., nl. 1-12 G.B., een sectie
zw. mitr.-12 G.B. en een sectie pag.; bovendien door de le Depotcomp. be
wakingstroepen uit Uitwierde en het Kustwachtdet. Harlingen.
De stelling was verdeeld in 3 vakken, van Z. naar N.:
Vak makkum, bezet door 2-1-33 R.I. (min een S.), een sectie zw.mitr., 2 st. pag.,
2 st. 6 veld, met een S. van 1-12 G.B. in reserve.
Vak wons, bezet door 1-1-33 R.I., drie Sn. zw.mitr., 2 st. pag., 1 st. 6 veld,
met 1-12 G.B. (min een S.) in reserve.
Vak Zurich, bezet door 9 Res.Gr.Comp. rechts en 3-1-33 R.I. links; bovendien
door een S. zw.mitr., 2 st. pag., 1 st. 3,7 (marine) en le Depotcomp.bewakings-
troepen in reserve.
Bij de kop van de Afsluitdijk bevond zich de cp. van de B.C. met 1 st. 6 veld,
1 st. pag., 1 sectie zw.mitr. en 3 st. 3,7 cm (marine).
Op 10 en 11 Mei was daar bovendien een S. van 2-1-33 R.I. geplaatst.
In de namiddag van 11 Mei verschenen de eerste Duitse verkennende afdelingen
voor de Wonsstelling, die echter door vuur werden verdreven.
In de morgen van 12 Mei werden de Duitse verkenningen hervat en werd voor
het Vak Zurichbuiten bereik van de Ned. wapenen, artillerie in stelling gebracht
tussen Pingjum en Arum. Na een vliegeraanval op Kornwerderzand en een artille
riebeschieting, waardoor verschillende veldversterkingen werden vernield, gingen
de Duitsers tot de aanval over.
De 9e Res.Gr.Comp. gaf zich nagenoeg geheel over, waarna de 3e Compagnie
van 1-33 R.I. met toegevoegde wapens terugweek op de Afsluitdijk.
De C. van het Vak Makkum merkte dit op en, daar geen telefonische verbinding
met de B.C. meer bestond en hij meende, dat de gehele stelling werd verlaten,
week hij met enige schepen uit naar Noord-Holland.
61
(Zie schets/kaart Nr. 7)