HOOFDSTUK V
EVACUATIE VAN BURGERBEVOLKING EN VEE
Met het oog op de gevechtshandelingen waren door de T.B.F. aan de Commis
sarissen Afvoer Burgerbevolking (C.A.B.) in de provincies Groningen, Drente en
Friesland voorschriften gegeven voor de tijdelijke afvoer van burgerbevolking en
vee uit daarvoor in aanmerking komende gemeenten in de vermoedelijke gevechts
zones.
Een en ander is uitvoerig beschreven in het boek: Evacuatie in Nederland
19391940 door J. Koolhaas Revers, uitgegeven in opdracht van de Minister
van Binnenlandse Zaken.
In verband daarmede zal hier volstaan worden met vermelding van de voor
naamste feiten, zoals zich die volgens genoemd boekwerk hebben afgespeeld.
Provincie Groningen
Het betrof hier voornamelijk gedeelten van de gemeenten Wildervank en Onst-
wedde.
De gebeurtenissen hebben zich zo snel afgespeeld, dat de voorbereidingen
slechts gedeeltelijk tot haar recht zijn gekomen. In de gemeente Wildervank heeft
men over het algemeen nog kans gezien, de evacuaties te doen plaats hebben onder
leiding van de groepsleiders.
In de omgeving van Stadskanaal (Onstwedde) waren de bruggen reeds ge
sprongen, vóórdat de bevolking was gewaarschuwd, zodat de evacuatie hier en
daar het karakter kreeg van een vlucht.
Over het algemeen had evacuatie slechts over korte afstand plaats en, nadat de
Duitsers waren voorbij getrokken, keerde de bevolking weder naar haar woningen
terug.
Provincie drente
In Drente heeft geen enkele evacuatie van betekenis plaats gehad, behalve die
van het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork, waar Joodse familie's, die uit
Duitsland waren uitgeweken, waren samengebracht.
Het voornemen van de Regering was geweest, deze vluchtelingen in geval van
oorlog of onmiddellijk dreigend oorlogsgevaar weg te voeren met Terneuzen in
Zeeuwsch-Vlaanderen als eindbestemming. De afvoer moest per trein plaats hebben
naar Dordrecht, vanwaar verder vervoer te water moest worden uitgevoerd.
De snelle loop der gebeurtenissen heeft dit belet. Door het opblazen van de
IJsselbruggen was vervoer per spoor naar het westen des lands onmogelijk ge
worden.
63