De geringe sterkte van ons leger had het echter onmogelijk gemaakt, meer troepen voor Zuid-Limburg beschikbaar te stellen. De overgave van Maastricht geschiedde onder indruk van de geweldige lucht actie, de aanwezigheid van de Duitse parachutisten in de rug (Albertkanaal), het gebrek aan eigen troepen voor de voortzetting van de Maasverdediging en de voort durende versterking van de Duitse strijdkrachten, waarbij artillerie, op de oostelijke Maasoever. De bruggen waren gesprongen en aan een snelle voortzetting van de Duitse opmars was daardoor een eind gekomen. De T.B.Z.L. was dan ook van mening, dat aan zijn opdracht was voldaan en verwachtte bij langer standhouden de totale vernieling der stad. Niettemin ware het beter geweest, niet zelf het initiatief tot de overgave te nemen, doch te wachten tot de vijand het staken der vijandelijkheden zou eisen, eventueel onder bedreiging met een beschieting of een luchtbombardement. Wellicht ware daardoor nog enige tijd meer gewonnen. De T.B.Z.L. was uit de aard der zaak niet op de hoogte van de benarde toestand van de Duitse parachutisten aan het Albertkanaal en kon dus niet weten, dat zelfs een geringe vertraging in de oeververwisseling bij Maastricht ten gevolge zou kunnen hebben, dat het door de Duitsers reeds behaalde succes werd tenietgedaan. Van hoeveel belang de snelle vermeestering en het behoud van het Albertkanaal- gedeelte ten westen van Zuid-Limburg voor de Duitsers was, blijkt uit het volgende. De Belgische hoofdverdediging aan het Albertkanaal moest het mogelijk maken dat de Frans-Engelse troepen van de Frans-Belgische grens konden oprukken naar de lijn Namen-Leuven-Antwerpen, waarbij het Vile Franse Leger bestemd was om de verbinding te gaan vormen tussen de Vesting Antwerpen en de Vesting Holland. In de snelle opmars van het Duitse XVIe A.K., bestaande uit twee pantserdivi- siën en een gemotoriseerde divisie, van Maastricht over de bruggen bij Vroenhoven en Veldwezelt in de richting van Tongeren, zag het Belgische Opperbevel reeds op 11 Mei aanleiding de terugtocht te gelasten van de troepen in de Albertkanaal- stelling naar de Dijlestelling. Het gevolg hiervan was, dat de C. van het Vile Franse Leger op 12 Mei het bevel ontving, zich niet verder buiten de Vesting Antwerpen te ontwikkelen. De reeds in Noord-Brabant opgerukte delen van dit leger werden daarna geleidelijk in de richting van Antwerpen teruggenomen. 80

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1952 | | pagina 94