De C. der meest O.sectie, die nog slechts beschikte over kazemat G.124, meldde de overgang, die hij waarnam, aan de C.C. Op dat tijdstip reed een Duitse pantserwagen in de richting Cnijk, waargenomen door de vorenbedoelde sectie C. en door de C.C. Deze laatste had zich, op het bericht van de overgang, op weg naar zijn oostelijke sectie begeven, doch werd bij kazemat B.94 verrast door de pantserwagen, die, toen de kapitein zich dekte, doorreed, doch even later terugkeerde; de kapitein wist zich echter te bergen. Na zijn terugkeer te Cuijck werd daar juist de kerktoren door artillerieprojec tielen geraakt. De verbinding met C.-3e Comp. te Katwijk bleek gestoord, een naar die plaats gezonden ordonnans kon door artillerievuur zijn bestemming niet bereiken en een burger meldde de bezetting van Oeffelt. Daarna, te ongeveer 12.30 kwam bericht, dat de vijand bij Katwijk de overgang had geforceerd en dat de 3e Comp. terugtrok. De C. van de noordelijke sectie, die dit had vernomen en waarnam, dat de vijand in zijn richting oprukte, deed zijn eigen sectie en die van zijn rechter buurman, dus de gehele Maasbezetting tot kazemat G.102, terug gaan naar de spoorweg overgang in de weg CuijkBeers. De C.C., dit vernemende, trok met de hem toegevoegde luitenant en zijn commandogroep, allen gewapend met geweren en voorzien van munitie, naar die overweg, waar hij ongeveer 40 man aantrof, waaronder personeel van de 3e Comp., doch zonder de C. der N.sectie. Hij stelde de helft onder bevel van de luitenant, nam zelf het bevel over de rest en wilde aldus zijn vleugel aan de Maas weder gaan versterken. Bij de Maas kwam hij in contact met de C. van de aldaar nog aanwezige sectie; deze deelde mede, de Duitsers te hebben horen roepen „Zurück nach St. Agatha"1). De groep onder de luitenant kwam niet op het afgesproken punt en tussen 13.00 en 13.30 besloot de kapitein, de stelling te ontruimen. Hij gaf de nog aanwezige sectie bevel, te verzamelen bij de spoorwegovergang op de weg naar Beers met de opdracht, dit door te geven aan zijn rechter buurman. Zelf keerde hij terug naar de spoorwegovergang, waar op dat ogenblik juist de luitenant met zijn groep per vrachtauto vertrok. Deze had, naar later bleek, met moeite zijn personeel naar de Maas weten te krijgen, was daar aangekomen, toen zijn C.C. reeds weder was ver trokken, vernam echter, dat de kapitein terug wilde naar Beers en had een vracht auto gevorderd, waarmede hij zich naar Grave begaf. De C.C. kreeg aldus slechts 40 man bij elkaar, mede doordat de C. der zuidelijke sectie niet meer gewaarschuwd was kunnen worden en velen zich reeds hadden 177 Blijkbaar, omdat aldaar de overgang was geslaagd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 195