telefonische verbinding tot stand gebracht was, vernam C.-II-26 R.I., dat een pantsertrein Haps passeerde, hetgeen hij aan de C.-Peel Div. kon mededelen, die daarop bevel voor het springen van de beide bruggen in het vak van die B.C. gaf. De O.L.Z. gaf het bevel „vernielen" per telex uit te 4.40, welk tijdstip vast staat, daar het bij de C.V. ontvangen telexbericht toevallig is bewaard gebleven. Vermoedelijk is op dit bevel het springen van de bruggen bij Grave en Raven- stein bevolen. C.-III L.K. heeft, nadat overleg met het A.H.K. was gepleegd, het bevel ver nielen te ongeveer 5.00 doen geven aan C.-3 G.B. en C.-6 G.B., resp. te Roosen daal en Breda, welke commandanten daarop de hindernissen en vernielingen op de wegen naar België hebben doen uitvoeren, hetgeen aan de Franse opmarcherende troepen veel oponthoud heeft veroorzaakt. Dit bevel werd gegeven, toen de spoedige aankomst van Franse troepen nog niet bekend was en geschiedde uit de overweging, dat hiermede de opmars van de Duitsers naar België werd vertraagd. Aangezien 3 en 6 G.B. een taak elders moesten gaan vervullen, zou uitstel wellicht de uitvoering hebben verhinderd. Ongeveer 4.30, nadat dus de oorlog zekerheid was geworden, heeft C.-Peel Div. aan een kapitein van zijn staf opdracht gegeven, naar Hasselt te gaan en verband op te nemen met de Belgische militaire commandant aldaar. Deze kapitein is niet teruggekeerd en later is gebleken, dat hij, na de grens bij de Bergeiksche Barrière te zijn gepasseerd, geen contact met Belgische militairen kon verkrijgen en daarom de brug over het Schelde-Maaskanaal heeft willen over schrijden. Juist, toen hij zich op die brug bevond, werd deze door de Belgen op geblazen, zodat hij het leven verloor. Uit de daarna bij C.-Peel Div. binnenkomende berichten bleek, dat de brug bij Oeffeit (Gennep) onvermeld in 's vijands handen was gevallen, dat een pantser- trein Haps te ongeveer 4.20 passeerde en later, dat ten W. van Mill in de Peel- Raamstelling de strijd was ontbrand met de uit de trein gekomen troepen. Hierop gaf hij bevel, de spoorbruggen bij Helmond en Veghel te doen springen, aldus willende voorkomen, dat treinen over de Zuid-Willemsvaart zouden kunnen doorrijden. Nadat berichten waren binnengekomen, dat een pantsertrein bij Mill was bin nengedrongen, een bataljon tot de aanval in de rug van de stelling was overgegaan en C.-I-3 R.I. was gevangen genomen, heeft C.-III L.K. te ongeveer 5.15, na daartoe machtiging van de O.L.Z. te hebben ontvangen, het 2e Regiment hu zaren-motorrijders (2 R.H.M.) ingezet in het gevecht bij Mill. De opdracht, welke telefonisch door de chef van de staf werd gegeven, luidde volgens het gevechtsbericht van C. van 2 R.H.M. en het dagboek van C.-Lt. Div.: „Te marcheeren naar Mill, alwaar een cp. van een B.C. was overvallen door den vijand, den Bat. Staf te ontzetten en den vijand terug te werpen achter het z.g. 193

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 211