Inmiddels was de C. der sectie van 3-1-3 R.I. kordaat opgetreden. Toen hij had
waargenomen, dat de sectie zw.mitr. werd overvallen, had hij een sergeant en 10
man aangewezen, om de boomgaard in zijn rug van Duitsers te zuiveren, terwijl hij
zelf met een groep in de richting der sectie zw.mitr. oprukte en de Duitse troepen
aldaar zodanig wist te bestoken, dat zij in de richting van de spoorweg terugtrokken.
Dit alles geschiedde onder mitrailleurvuur en artillerievuur (vermoedelijk van
111-20 R.A.). Aan deze aanval namen ook de menagemeester en 3 man keuken-
keukenpersoneel deel, die met het morgeneten onderweg waren. Vervolgens deelde
de luitenant de 8 overgebleven manschappen van de sectie zw.mitr. bij zijn sectie in
en stelde deze zodanig op, dat zowel vuur in O. als in N. richting kon worden ge
bracht. Bovendien nam hij het stuk 6 veld met bediening onder zijn commando.
Toen hij geen verbinding met onderdelen van 1-3 R.I. kon verkrijgen, belde hij
persoonlijk in het vak van 2 R.I. de C. van het Vak Schaijk op, om hem verslag
uit te brengen. Daarna trad een periode van rust in, hoewel het vuren der Duitse
troepen bleef aanhouden.
Intussen had zich met de Duitse spoortreinen het volgende afgespeeld.
Onmiddellijk na de ontlading der Duitse infanterie zijn de beide treinen op-
gestoomd tot de halte Zeeland, waar een ongebruikte wisselplaats was gelegen. De
Duitsers sloegen de sloten, waarmede de wissels waren vastgezet, stuk en deden
de beide treinen wisselen, zodat de pantsertrein oostelijk van de goederentrein
kwam. De pantsertrein reeds vervolgens in O. richting weg; of de goederentrein
zijn gepantserde voorganger onmiddellijk is gevolgd, is niet bekend.
De Nederlandse troepen bij de kruising van spoorweg en Defensiekanaal hadden
echter niet stilgezeten; de beide aspergeversperringen op de spoorbaan waren
alsnog aangebracht, terwijl een drietal dappere pioniers een aantal reeds scherp
gestelde landmijnen had opgegraven en onder de spoorrails had gelegd, een en
ander onder leiding van een hunner, die op 22 Mei bij het opruimen van land
mijnen in de omgeving van Breda het leven liet.
Toen de pantsertrein tussen 5.15 en 5.30 terugreed, werd de gestelde hindernis
hem noodlottig; alle wagens derailleerden en kwamen gedeeltelijk in het kanaal
en gedeeltelijk aan de voet van de spoorweg terecht, behalve de open wagens, die
rechtop bleven staan. De rails werden over meerdere tientallen meters totaal ver
nield en in de meest fantastische vormen verbogen. De spoorweg was nu grondig
versperd en een verder gebruik van de lijn was uitgesloten, terwijl de terugtocht
van de goederentrein onmogelijk was geworden.
De zich nog in de pantsertrein bevindende Duitse troepen openden een zeer
hevig en goed gericht vuur op de kazematten 532 en 533 en op de in de hoofd
stelling bij Ruïne Kapelhof en westelijk daarvan opgestelde troepen.
Deze konden, daar zij niet over mortieren of pag. beschikten, de tegenstander
205