De aanval begon eerst in de namiddag en vorderde over het open terrein slechts langzaam. Eerst te 15.30 werd een lijn bereikt van pl 34.7 aan de kunstweg naar het noorden (ongeveer 300 meter west van de tak van het Defensiekanaal, waaraan de kazematten 523 t/m 526 zijn gelegen) tot ongeveer bij pl 32 aan de spoorweg. Hier liep de aanval vast, omdat de eskadrons tegenover de prikkeldraadver sperringen en mijnenvelden der eigen stelling stonden, terwijl bij de spoorweg het voorwaarts gaan over het volkomen open terrein werd belet door vijandelijke mitrailleurs en een stuk geschut, opgesteld nabij pl. 32.5 aan de spoorbaan. C.-2e Eskadron wilde het front door het ondersteuningspeloton in het noorden doen verlengen, doch dit peloton rukte langs de spoorweg op en verdichtte het front, instede van dit te verlengen. De beide eskadrons bleven in de aangegeven lijn liggen, hetgeen niet te ver wonderen was, omdat het aanvalsterrein volkomen open en als zodanig dan ook tegen een met mitrailleurs bewapende en goed geoefende tegenstander ongeschikt was, terwijl de vijf pelotons over een frontbreedte van 2 km waren uitgerekt, zodat nergens stootkracht aanwezig was, terwijl de aanval bovendien vast liep op de eigen mijnenvelden en prikkeldraadhindernissen. Een opmars van 2 R.H.M. door het bedekte terrein over Zeeland-Lagepeel en Langenboom tot achter de opstellingen van de linkervleugel van 3-1-3 R.I. zou wellicht meer kansen hebben geboden, doch C.-2 R.H.M. is, zonder kennis van het terrem, opgemarcheerd langs de kortste weg. Hoewel de indruk bestaat, dat veel tijd onnodig is verloren, moet in aanmerking wórden genomen, dat het hier betrof een regiment, met nog niet de vuurkracht van een bataljon, dat de eerste aanraking met de vijand onderging. Nadat C.-Peel Div. de aanvalsrichting had vernomen en tevens een bericht, dat 2 R.H.M. terugweek, zond hij in de namiddag achtereenvolgens twee officieren (resp. de C. van het detachement Ptr. en een officier van Sectie Ia) naar C.-2 R.H.M met de opdracht, aan te vallen ten N. van de spoorweg, de aanval met kracht in te zetten en de vijand terug te drijven tot de oude frontlijn zou zijn hersteld. Voor het in gevecht gewikkelde regiment was het echter niet meer mogelijk, zich los te maken en de aanval te wijzigen. Nadat beide officieren elkaar bij C.-2 E.H.M. hadden getroffen, hun opdracht hadden uitgevoerd en te Uden contact met C.-Peel Div. hadden opgenomen, kreeg de luitenant der Ptr. bevel, als inlichtingsofficier bij het regiment te blijven. Bij 1-3 R.I. was het verloop van zaken inmiddels als volgt geweest (zie schets/ kaart nr. 9b). De B.C. had te 11.00 nog bevel van de Vak C. ontvangen, stand te houden. Te 12.00 kreeg hij bericht omtrent de versterking door 2 R.H.M., doch toen de aanval later werd ingezet, was hij niet op zijn cp. Ook ontving hij een bericht van de Vak C., dat 15 G.B. over Wanroy op weg was ter versterking. 209

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 227