hinderlijk was, werd het zwijgen opgelegd door een stuk 6 veld, ingedeeld bij 2-1-6 R.I. De vijandelijke vliegtuigen werden in de namiddag agressiever. Zij beschoten de cp. van C.-I-6 R.I., de keukenwagens en verschillende opstellingen met mitrail leurs. Desondanks was de toestand te 17.00 bij 1-6 R.I. nog dusdanig gunstig, dat aan de troep warm eten kon worden verstrekt, dat door etenbrengers tot in de kazematten van het Defensiekanaal werd gebracht. Ook de aflossing der piketten in de kazematten kon normaal geschieden. Te 18.00 was de stelling van 1-6 R.I. dus nog vast in onze handen. Bij 111-20 R.A. waren na de aanval der Duitsers uit de spoortrein patrouilles vrijwilligers uitgezonden, om het terrein te zuiveren; de hulpverbandplaats was verplaatst naar Langenboom (bij die van 1-6 R.I.), terwijl de bevolking ter plaatse werd aangeraden, te vertrekken. Deze maatregel heeft vermoedelijk vele inwoners het leven gered, aangezien de boerderijen langs de weg LangenboomMill later alle in puin zijn geschoten door de Duitse artillerie. Na 9.00 waren voortdurend laagvliegende vliegtuigen boven de batterijen en de afdelingspost verschenen. Aangezien afweermiddelen volkomen ontbraken, waren de vliegers steeds driester geworden en hadden zij mitrailleurvuur geopend op elk doel, dat zichtbaar werd. Aanvankelijk schoten de kanonniers met karabijnen op de vliegtuigen, doch de afdelingscommandant verbood zulks en liet ook het vuren der batterijen staken, wanneer zich vliegtuigen vertoonden. De juiste stelling der Afdeling schijnt aan de vijand onbekend te zijn gebleven, daar zowel het hierna gemelde luchtbombardement te 18.00 als een artilleriebeschieting op 11 Mei ge richt waren op de niet bezette opstellingen der artillerieafdeling van de Vie Divisie. In de morgen kon reeds geen verbinding meer worden verkregen met de vuur- regelingsofficier bij de Ruïne Kapelhof, daar de uitgelegde telefoonverbinding defect was geraakt (doorgesneden door Duitse patrouilles). De vuurregelinsofficier is daarop te 9.00 teruggegaan, om zich bij zijn Afd. C. te melden, doch is eerst veel later daar aangekomen. In de loop van de dag werden enkele vuren afgegeven. Zo werd op last van de Vak C. en op verzoek van C.-I-3 R.I. (wiens bevelen hij volgens de orders van de Vak C. moest opvolgen) vuur gebracht op de ontspoorde pantsertrein J). De Afd.C., wiens administrateur in het dorp Zeeland was, heeft enkele keren getracht, door diens tussenkomst verbinding te verkrijgen met andere commandan ten en in het bijzonder met zijn chef, de commandant van het Vak Schaijk, welke pogingen in de late namiddag faalden. 215 x) Van de uitwerking van dit vuur, dat bestond uit brisantgranaten zonder slagpijpjes, is niets bekend. Het afgeven van dit vuur was zeer riskant voor de eigen infanterie, doch heeft deze geen nadeel toegebracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 233