toen bleek, dat de kunstweg MillHet Hoekske onder Duits artillerievuur lag,
was de gang er geheel uit.
De C.C. heeft nog getracht, met de compagnie langs een bosrand, die hem door
persoonlijke verkenning vrij van Duitse troepen bleek, naar voren te komen en
heeft daarna, in verband met het artillerievuur, de afstanden en tussenruimten
tussen de groepen doen vergroten, waardoor het verband verloren ging. De C.C.
viel tenslotte met een groepje van 7 man nabij het Hoekske in 's vijands handen.
Bij de 3e Comp. bereikten de teruggezonden groepjes de stellingen en heropen
den zij het vuur. Zij zijn eerst na een artilleriebeschieting te omstreeks 8.00 terug
gegaan, voortdurend bestookt door mitrailleurvuur van de vijand.
Bij III-20 R.A. had het bombardement, dat niet op de Afdeling viel, het moreel
zodanig geschokt, dat de Afd.C. met de revolver in de vuist het teruggaan van en
kele manschappen had moeten beletten, hetgeen was gelukt.
Het personeel van de le Bt., dat links en rechts in het terrein de vuurwerkseinen
der Duitse patrouilles zag en gevaar liep te worden omsingeld, trok op de afdelings-
post terug. Toen later een peloton huzaren-motorrijders (zie hierna) langs de
afdelingspost oprukte, hernamen de kanonniers weder de opstellingen in de
batterij. Terugtrekkende infanterie meldde echter, dat de infanterieverdediging
gebroken was.
Te omstreeks 21.30 ontving de Afd.C. over Zeeland telefonisch de opdracht,
terug te trekken naar Dungen aan de Zuid-Willemsvaart. Hiervoor was slechts
een mulle zandweg, die over Graspeel naar Zeeland leidde, beschikbaar, waarlangs
de gemotoriseerde munitecolonne werd teruggezonden.
Alvorens met het personeel der Afdeling te volgen (de stukken moesten bij ge
brek aan paarden worden achter gelaten), liet C.-III-20 R.A. nog een stormvuur
afgeven op de rand van Mill, ten einde de vijand te intimideren en het geschokte
moreel der bedieningen weer op peil te brengen. Na het vuur werden de sluit
stukken en pistolen medegenomen en de terugtocht aanvaard. Te middernacht
kwam de Afdeling (min de 2e Bt.) per rijwiel in het dorpje Zeeland aan en zij
bereikte bij het aanbreken van de dag Dungen. De munitiecolonne werd te Zee
land niet meer aangetroffen (zie verder bij C.-Vak Schaijk).
Het terugtochtsbevel had de 2e Bt. niet bereikt. De luitenant, Bt.C. meldt, dat hij
na het passeren van de huzaren-motorrijders in zijn batterij bleef en na het
invallen der duisternis mitrailleurvuur over zijn batterij hoorde gaan, eerst frontaal,
later echarperend van links en van rechts, waarbij ook lichtspoormunitie werd
gebruikt. Op de batterijpost was geen telefonische verbinding meer te krijgen en
nadat hij door de batterij stormvuur had laten afgeven, vernam hij van kanonniers
der le Bt., dat daar de stukken onbruikbaar waren gemaakt.
De linkerbatterij bleek geheel verlaten, evenals de afdelingspost, waar alles wees
224