gende dagen en weken telkens weer vertoonde; vooraan de infanterie, die met alle mogelijke middelen, welke uit het land konden worden verkregen, zoals rijwielen, motorrijwielen, vrachtauto's en omnibussen, met medeneming van zw.mitr., enkele aan auto's aangehangen stukken infanteriegeschut, pak.- en veldgeschut voor waarts dringt en ver achteruit bij de bruggen de voertuigencolonnes van de troep, die in het streven, aansluiting te houden, door het oprijden en samenballen op de toegangswegen tot de brug ongewenste verzamelingen en verkeersopstoppingen veroorzaken, die slechts met de allerscherpste middelen konden worden opgelost. De Div. had bij deze wijze van opmars dikwijls een diepte van 4050 km. Dan volgt een voor de Nederlandse soldaat vleiende zin, aldus luidende: De Div. heeft op 10 Mei het gestelde doel bereikt. De Hollandse soldaat heeft op deze dag op enkele plaatsen zeer hardnekkig weerstand geboden. De weerstand, die I.R.171 bij Broekhuizen en I.R.192 bij Grubbenvorst en I.R.234 bij Blerick ondervonden hebben, toonde, dat de Hollander vechten kan. De Div. heeft op deze dag 2 officieren en 42 onderofficieren en manschappen verloren; 3 officieren en 94 onderofficieren en manschappen werden gewond, 1 officier en 1 man vermist. Op 11 Mei moest de Div. met gelijke weerstand aan het evenzo met bunkers versterkte kanaal van Deurne rekenen. Hier kon de Div. niet, zoals op 10 Mei, in breed front aanvallen, doch het ge ïnundeerde terrein van de Peelheide ten N. en Z.W. van Meijel maakte het voor waarts gaan slechts op een 3 tot 4 km brede landengte mogelijk. De opvatting werd ook door de meldingen van de Cn. van I.R.192 en de A.A.25 bevestigd, dat slechts een door artillerie gesteunde aanval het verder voorwaarts komen mogelijk zou maken. Ziehier een indruk, gewekt door het aanvankelijk afgegeven vuur van in totaal twee secties infanterie, over grote breedte opgesteld, welk vuur bij het invallen van de duisternis geheel moet zijn verstomd geweest, daar de opstellingen waren verlaten. Dat hier door de Duitsers geen goede gevechtsaanraking is gehouden, staat wel vast. Het dagboek gaat dan verder: De D.C. berichtte op 11 Mei in zijn ochtendmelding aan de C. van het IXe A.K.: De poging om Meijel door middel van een „Handstreich" te nemen, is mislukt door de afweer van de vijand in de zeer sterke stelling om Meijel. De vooruitgezonden delen der regimenten waren slechts met geringe krachten over de lijn Maris (ten N. van Beringen)Beringen heengekomen. De verkenningen meldden sterke vuurverschijnselen (vermoedelijk vernielingen) bij halte Helenaveen. Gedurende de gehele nacht vernielingen ten W. van het 257

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 275