en Nederweert, over het kanaal Wessem-Nederweert, alsmede die in het gebied
ten W. van laatstgenoemd kanaal.
Voor verschillende bruggen moest navernieling plaats hebben, o.a. van de
spoorbrug te Weert.
Op last van de Vak C. bleef een der vernielingsploegen te Weert achter, de andere
begaven zich naar Nederweert, Someren en Helmond, met het oog op de later al
daar uit te voeren vernielingen.
De bevolking van Weert werd geëvacueerd naar Someren en Maarheeze en
hiervoor waren deze vernielingen zeer hinderlijk; zo moest zelfs overtocht per
schip plaats hebben. Later op de dag zijn ook de bruggen over de Zuid-Willems
vaart bij de Sluizen 13 en 15 vernield.
C.-17 G.B. had, totdat hij gevangenomen werd, de Vak C. op de hoogte gehou
den van hetgeen zich aan de Maas afspeelde, voor zoveel hij dat zelf wist.
4-17 G.B., de reserve compagnie in Blerick, die brugwacht leverde, was, met
uitzondering van de kapitein en het gedeelte, dat ten O. van de Maas was gebleven,
via Weert naar Heeze gereden en te 9.00 passeerden verschillende brigades Kon'
marechaussee en 1-1-1 R.W. uit Baexem door Weert.
Deze onderdelen ondervonden veel hinder van de uitgevoerde vernielingen
Te 10.00 kwam de C. en een deel van 111-41 R.I. (Maasbataljon in Vak Asten)
bij de Noordervaart aan. C.-I-30 R.I. berichtte dit aan de Vak C., die bevel deed
geven, dat dit bataljon naar zijn vak terug moest en niet op Nederweert mocht
terugtrekken. Het is later, op de grens met II-30 R.I., met het pontveer over de
Noordervaart gegaan.
In de loop van de middag kwam een luitenant van Staf-17 G.B. met enig perso
neel van dat bataljon en een korporaal der Ptr. uit Buggenum door Weert, die de
eerste ooggetuigeverslagen van de Maasgevechten brachten.
In de loop van de middag kwamen verschillende berichten binnen, die wezen op
nadering van de vijand. Er werd vijand gemeld bij Keipen (halverwege in de weg
WeertRoermond, bij het kanaal WessemNederweert) en de burgemeester
van Weert, die zich ergens ten Z. van Weert bevond, berichtte, dat Duitse colonnes
westwaarts trokken. Vijandelijke pantserwagens bereikten de Noordervaart en de
posten in het voorterrein kregen contact met motorrijders. Een staande patrouille
te Stramproy meldde nog in de avond van 10 Mei vrachtwagens.
In de morgen van 10 Mei had de Vak C. aan C.-II-41 R.I. opgedragen, contact te
doen opnemen met de Belgen. De uitgezonden officieren hadden slechts vage in
lichtingen kunnen krijgen, die er op wezen, dat er aan het Schelde-Maaskanaal
enkele zwakke afdelingen waren.
De Vak C. had in de morgen van 10 Mei mededeling ontvangen, dat Franse ver
sterkingen waren te verwachten en C.-II-41 R.I. ontving zelfs de toezegging,
dat een bataljon nog dezelfde nacht zou aankomen voor versterking van zijn vleugel,
265