volgens C.-Peel Div., mede, dat de cp. naar Oudenbosch was verplaatst (zijn eigen
verslag vermeldt echter Oosterhout).
C.-Peel Div. heeft een alleenrijdende motorrijder van 5-K.R.A., die zijn batterij
kwijt was, een schriftelijk bericht, bestemd voor C.-27 R.I., gegeven, inhoudende,
dat er de volgende morgen rapport zou worden gehouden op het gemeentehuis in
Breda;l).
Op 12 Mei te ongeveer 3.00 ontmoette hij te Princenhage C.-I-41 R.I., aan wie
hij opdroeg, naar Roosendaal te gaan, de troepen van de Peel Div. aldaar te ver
zamelen en te reorganiseren en het St.K. te Tilburg op te bellen.
C.-Peel Div. had n.l. overwogen, wat te doen, nu zijn staf niet aanwezig was en
had (in afwijking van het advies van de hem vergezellende officieren) het besluit
genomen, niet verder naar het westen te gaan, doch met de drie officieren terug te
keren naar Tilburg, welk voornemen, nadat korte tijd was gerust en intussen de
schemering was begonnen, werd uitgevoerd.
Dit besluit valt niet voldoende te verklaren. De kolonel schijnt bij nader inzien
te hebben gemeend, dat te Tilburg nog troepen aanwezig waren en dat, nu hij te
Princenhage, door het vertrek van zijn staf, niets kon doen, zijn plaats bij die
troepen te Tilburg was. Op welke gronden hij meende, dat te Tilburg nog troepen
konden zijn, is moeilijk na te gaan.
Immers had C.-Vak Schaijk twee bataljons bij 's-Hertogenbosch en was bekend,
dat deze door bedreiging in de rug niet op Tilburg konden terugtrekken; de
troepen van de Vakken Erp en Bakel, die waren teruggevloeid, had hij naar
Roosendaal doen doorzenden en zijn aanwijzingen te Princenhage hielden ook ver
zameling en reorganisatie te Roosendaal in.
Het is mogelijk, dat hij nog verwachtte, dat er troepen van de Vakken Asten en
Weert te Tilburg zouden aankomen, want de gebeurtenissen aldaar waren hem
niet bekend. Er kon echter geen sprake meer zijn van het bezetten van een stelling
in de lijn 's-HertogenboschTilburg, zodat de enige mogelijkheid was, even
tueel nog op Tilburg terugtrekkende troepen eveneens naar het westen te diri
geren; dit had door een officier kunnen worden uitgevoerd. Het vertrek van zijn
staf uit Princenhage behoefde geen aanleiding te zijn, af te wijken van het plan,
om aldaar zijn cp. te vestigen. Slechts in de omgeving van Princenhage of
Roosendaal was er een kans, het contact met de rondzwervende troepen te her
stellen.
Uit de gevechtsberichten blijkt, dat de vestiging van een nieuwe cp. te
Princenhage in breede kring bekend was geworden en dat vele commandanten
279
C.-5-K.R.A. heeft deze ordonnans de volgende morgen ontmoet, die hem het bericht toonde en
mededeelde, dat hij er niet in was geslaagd, C.-27 R.I. te vinden. C.-5-K.R.A., zeer verheugd, nu
weder verband met een chef te zullen krijgen, heeft op het in het bericht aangegeven uur een bevels
ontvanger naar het gemeentehuis gezonden, die aldaar niemand heeft gevonden.