Meijel heen naar Neerkant, vanwaar zij verder het kanaal van Deurne volgde naar
Griendtsveen.
Tussen het ontmoetingspunt van het kanaal van Deurne en de Helenapeelvaart
en Griendtsveen bevond zich een sterk frontgedeelte, daar het vóórterrein door tal
van vaarten en kanalen was doorsneden en was geïnundeerd.
In het frontgedeelte tussen de Belgische grens en Griendtsveen waren geïnun
deerd de terreinen op de rechtervleugel bij Dorplein, de Groote Peel, een terrein
gedeelte ten Z.O. van Roggelschedijk, de terreinen ten N.W. van Helenaveen en
die tussen Griendtsveen en Kraaienhut aan de kunstweg DeurneVenray. Op
de kunstwegen van Meijel naar Roermond en naar Kessel was vóór de hoofd
verdediging vóórverdediging ingericht bij Roggelschedijk aan de Noordervaart
en bij Heldenschedijk aan het Kanaal van Deurne en Helenapeelvaart, welke
beide kanalen met verschillend peil naast elkaar lopen van een punt ten Z.O.
van Neerkant af naar het zuiden.
Op de kunstweg van Liesel naar Helenaveen was een vóórverdediging bij Helena
veen ingericht, waar de kunstweg het Helenaveenkanaal overschrijdt.
Op het acces, dat gevormd werd door de kunstweg van America naar Deurne,
was diepte-verdediging ingericht.
Van Griendtsveen liep de stelling langs de provinciale grens via Kraaienhut
langs voorm. Hazenhut tot Vredepaal, N.O. van Rips. Hier was het Peelterrein
nog zeer sterk, bovendien door de aanleg yan het Defensiekanaal (zie hierna)
versterkt en door inundatiën gedekt.
Het gehele beschreven gedeelte van de stelling was op zichzelf weliswaar sterk,
doch de bezetting stond, ook in de periode, toen er nog delen van Lt.Div. voor
waren bestemd, in geen goede verhouding tot de uitgestrektheid, hetgeen vooral
gold voor het gedeelte bij Weert. Diepteverdediging van betekenis was er niet en
evenmin waren er reserves voor aflossing en tegenstoten. Dat langdurig met de
bezetting tegen op enkele punten ingezette krachtige aanvallen kon worden weer
stand geboden, was niet te verwachten.
Vak Weert, met een bezetting van drie bataljons, liep tot Sluis 13, Vak Asten
met twee bataljons tot en met Griendtsveen, Vak Bakel met drie bataljons tot en
met Rips.
Het grootste nadeel van dit stellingdeel was (en dit sloeg terug op de gehele
stelling), dat er geen aansluiting bestond met de Belgische verdediging, zodat de
stelling ten W. van Weert kon worden omtrokken, waardoor de weerstand in front
waardeloos werd. Aan dit bezwaar had het gedeelte van Lt.Div., dat vóór April
daarvoor beschikbaar was, wel iets, doch niet voldoende kunnen tegemoet komen.
Beschouwen we thans het stellingdeel ten N. van de kunstweg RipsOploo,
het deel dus, dat vóór 10 April zou worden verdedigd door V en VI Div.
13