In dit gedeelte bevinden zich als belangrijke kunstwegen:
- de wegen OplooDeurne en OplooGemert;
- de wegen van Mill naar Volkel en naar Grave;
- de weg van Cuijk naar Grave, met aftakking over Escharen.
Het terrein was voor de aanval zeer geschikt en eiste voor krachtige verdediging
veel troepen. Er waren dan ook lang vóór de mobilisatie pogingen aangewend,
om de verdedigbaarheid van het terrein te vergroten.
Na langdurige besprekingen tussen de Departementen van Defensie en Sociale
Zaken, de Cultuurtechnische Dienst en de Provinciale Waterstaat van Limburg
en Noord-Brabant was in Juli 1939 besloten tot het graven van een afwaterings
kanaal door de Peel, dat tevens aan de landsverdediging zou worden dienstbaar ge
maakt. Het zou lopen van Griendtsveen naar de rivier de Raam bij Vogelshoek en
zou in de omgeving van Mill de Groote beek volgen. Het kanaal, verder aangeduid
als Defensiekanaal, was bedoeld om, met daarlangs gemaakte beton-kazematten,
een sperlinie te vormen tegen een strategische overvalling, die door zwakke troepen
kon worden verdedigd, zodat het passieve weerstandsvermogen zo hoog mogelijk
moest worden opgevoerd.
Het spreekt vanzelf, dat men met het kanaal en de kazematten nog nauwelijks
was begonnen, toen de algemene mobilisatie in Augustus 1939 werd bevolen.
Ill L.K. moest echter in September 1939 onmiddellijk beginnen met het maken
van stellingen, daar rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid van een
spoedig uitbreken van de oorlog. De frontlijn werd dan ook gekozen, waar het
terrein (zonder kanaal) dit voorschreef en bij de stellingbouw werd voortgebouwd
op hetgeen reeds door 27 R.I. en 13 R.I. sedert April 1939 was gemaakt. Het De
fensiekanaal kon echter niet op de plaats van de gekozen frontlijn worden aange
legd en dit had consequenties ten opzichte van de bezetting van de reeds aange
legde stellingen. Alvorens die te beschrijven, zal worden medegedeeld, hoe het
kanaal (nagenoeg) was uitgevoerd, toen de oorlog uitbrak.
Het vormde met de 10 m brede waterspiegel en 1,80 m waterdiepte een hinder
nis tegen vechtwagens en tegen infanterie. Het was verdeeld in panden, waarin het
water door stuwen op peil werd gehouden; de stuwlichamen werden gevormd
door een 1 m dikke gewapend betonnen muur, die te voet niet kon worden
overschreden.
Er waren ten behoeve van de boeren houten bruggen over het kanaal gebouwd,
die zodanig waren geconstrueerd, dat zij in een half uur konden worden afgebroken.
De uit het kanaal ontgraven grond was aan de eigen zijde verwerkt tot een wal
van ongeveer 2 m hoogte, waartegen stekelvarkens waren gebouwd, vanwaar uit
het kanaal naar beide zijden kon worden geflankeerd en met het frontale schietgat
gericht op het voorterrein. De betonmuren van de kazematten waren 80 cm dik,
de bovenbedekking 1 m; de schietgaten waren afgesloten door stalen schietgat-
14