Er waren geen verkenningsorganen ten O. van de Zuid-Willemsvaart achter gelaten, zodat de nadering van de vijand niet werd gemeld, voordat in het laatst van de voormiddag de vijandelijke verkenningsorganen voor de Zuid- Willemsvaart verschenen. Te ongeveer 13.00 ontving de Vak C. telefonisch bevel van C.-Peel Div., het gedeelte van het regiment, dat ten Z. van het Wilhelminakanaal was opgesteld, achter dat kanaal terug te nemen. Hij ontbood daarop de Cn. van I, 11-27 R.I. en C.-I-41 R.I. x) en gaf uit voeringsbevelen, inhoudende, dat 11-27 R.I. moest bezetten het kanaalgedeelte van de uitmonding tot Heikant (4 km ten W. van Lieshout), 1-27 R.I. ten W. daarvan de bruggen bij Zon en Breughel moest bezetten, terwijl 1-41 R.I. en 3-III- 26 R.I. zich moesten verplaatsen naar St. Oedenrode als reserve 2). C.-III-27 R.I., die niet ontboden was, kwam toevallig tijdens de bespreking verband opnemen met de Vak C. C.-I-41 R.I. verscheen niet op de cp., doch belde op met de mededeling, dat vluchtende soldaten, die langs het Wilhelminakanaal trokken, mededeelden, dat de vijand over de Zuid-Willemsvaart was, dat het vernielingsdetachement bij een der bruggen mededeelde, dat de brug spoedig zou springen, terwijl C.- 1-27 R.I., die hij had ontmoet, had verklaard, vernomen te hebben, dat de vijand bij Beek over de Zuid-Willemsvaart was. De Vak C. gaf hem daarop bevel, zich door te slaan naar Zon. Of dit telefonisch gesprek plaats had vóór of nadat terugtocht op Tilburg was bevolen, is niet meer na te gaan. Kort daarna werden, zonder dat de Vak C. dit bevolen had, de bruggen ten Z. van Beek en bij Lieshout opgeblazen3). Nadat de Vak C. zijn bevelen had gegeven, ontving hij van C.-Peel Div. bevel om op Tilburg terug te trekken. Jammer genoeg zijn de daarop door hem uitgegeven bevelen niet nauwkeurig bekend. Hij heeft door motorordonnansen mondeling bevelen doen overbrengen aan de B.Cn., inhoudende, dat de opstelling aan het Wilhelminakanaal niet moest worden ingenomen, doch dat moest worden teruggetrokken op Tilburg. In hoeverre daarbij aan de Cn.-I en II opdracht is verstrekt, over St. Oeden rode terug te gaan, staat niet vast. 315 Dit eenvoudige bevel had toch evengoed door een paar officieren van de staf kunnen worden overgebracht. De B.Cn. werden nu zonder noodzaak aan hun bataljon onttrokken, terwijl zij daar nodig waren. 2) Logisch en volgens de gebruikelijke methode zou zijn geweest, deze beide onderdelen de bruggen te doen bezetten en te doen open houden. 3) De bewakingsploegen bij de bruggen hebben op eigen gezag de vernielingen uitgevoerd, toen zij vernamen, dat de vijand over de Zuid-Willemsvaart was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 333