C.-III-27 R.I. heeft bevel ontvangen, op St. Oedenrode terug te gaan en voerde dit uit, juist toen de vijand bij Beek over de Zuid-Willemsvaart drong. C.-II-27 R.I. is na de bespreking te Lieshout nog in telefonisch contact geweest met de Vak C. en waarschijnlijk heeft hij toen tevens bevel gekregen, over St. Oedenrode terug te gaan. C.-I-27 R.I. heeft geen bevel voor terugtocht ontvangen, doch vernam van de verplegingsofficier van 11-27 R.I. toevallig, dat er bevel was gegeven, terug te trekken op Tilburg (zie hierna). C.-I-41 R.I. heeft geen enkel bevel ontvangen na het telefonisch gegeven bevel, zich door te slaan naar Zon. De Vak C. had voor de opstelling aan het Wilhelminakanaal vastgesteld, dat zijn cp. zou komen te St. Oedenrode. Daar hij de terugtocht van zijn regiment over deze plaats had bevolen, begaf hij zich nu daarheen, nog onkundig van het feit, dat de bruggen over het Wilhelminakanaal waren gesprongen en eveneens niet be kend met de gevechten, die bij Veghel en zuid daarvan aan de gang waren en dat die een algemene terugtocht in dat vak tot gevolg hadden. Te St. Oedenrode kwam hij terecht in een chaos van terugtrekkende troepen van Vak Erp, die al zijn aandacht opeiste. In die te St. Oedenrode heersende wanorde greep de Vak C. in. Hij plaatste een compagnie in de N.O.rand van St. Oedenrode, om de aftocht te dekken, t.w. 3-II-17 R.I., welke compagnie intact en op rijwielen bereden was en nu opdracht kreeg om tot 17.00 bij de brug stelling te nemen. Het detachement 111-26 R.I. kreeg opdracht, de brug bij Neinsel bezet te houden. Te 16.15, toen de aanwezige onderdelen in mars waren gezet in de richting Tilburg, begaf de Vak C. zich eveneens daarheen. Van zijn eigen regiment was toen nog slechts een deel van III aangekomen. Hij reed langs vele onderdelen, die zich op allerlei wijzen verplaatsten, langs treinen en autocolonnes, waarop Duitse vliegtuigen aanvallen uitvoerden, zodat doden en gewonden vielen, paarden werden gedood en voertuigen werden vernield. Te 18.00 bereikte hij de cp. van C-Peel Div., waar hij het reeds vermelde onder houd in aanwezigheid van een Franse kolonel had, welk onderhoud leidde tot de opdracht, dat hij zijn troepen naar Roosendaal moest dirigeren (zie blz. 275 en 276). Bij de W.uitgang van Tilburg vond hij vervolgens een aantal troepen en treinen onder luchtaanvallen en gaf hij aan de commandanten, die hij ontmoette, opdracht, zich naar Roosendaal te begeven door 's nachts te marcheren en zich overdag schuil te houden. Vervolgens trachtte hij terug te keren in de richting Oirschot, hetgeen te midden van de stroom terugtrekkende troepen echter niet mogelijk bleek. Hij deed daarom 316

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 334