te St. Oedenrode in de algemene terugtocht opgenomen, zonder verder ook maar enig contact met het bataljon te hebben gehad. C.-le Comp. had na het bevel, om de bruggen bij Lieshout1) te gaan bezetten, zijn compagnie doen verzamelen op de weg HelmondAarle, waarbij een sectie niet verscheen. Vervolgens zond hij een sectie per vrachtauto vooruit, om een brug te bezetten en reed hij zelf per rijwiel vooruit, waarbij hem bleek, dat de bruggen waren opgeblazen. Hij vond een chaos van wagens en materieel en door middel van een schip bracht hij het onder controle zijnde deel van zijn compagnie naar de noordoever. Vermoedelijk is hij dus op hetzelfde punt overgegaan, waar de 2e en 3e Comp. dit hebben uitgevoerd. Hij deed vervolgens rijwielen en extta munitie medenemen, die hij vond en het schip naar de N.oever halen. Naar Lieshout gaande, vond hij deze plaats verlaten en het gelukte hem niet, verband op te nemen met zijn B.C. en met de Vak C. Uit een telefonisch gesprek met de burgemeester van Zon vernam hij, dat de vooruitgezonden sectie te Zon was geweest en was vertrokken naar St. Oedenrode. Hij besloot nu te 18.00, zelf ook naar St. Oedenrode te gaan met de twee secties, die hij nog onder controle had. Op weg daarheen passeerde hij bij Mariahout (ruim 3 km ten N.W. van Lies hout) 1-III-27 R.I., welke compagnie eveneens het verband kwijt was en hem volgde en inhaalde. Deze beide compagnieën vonden de brug bij Neinsel ge sprongen, terwijl er vijand in het voorterrein was gesignaleerd. Met behulp van telefoonpalen werd een noodovergang gemaakt en vervolgens zijn zij te 12 Mei 1.00 nabij St. Oedenrode gaan legeren. De volgende morgen zijn zij daar aan gevallen door Duitsers en na een gevecht, waarbij doden en gewonden vielen, gevangen genomen (zie bij 111-27 R.I.). De B.C. had, zoals medegedeeld, C.-M.C. belast met het ordenen te Lieshout van het reeds overgezette deel van het bataljon, doch deze was daarmede eigen machtig afgemarcheerd, zodat de B.C. de troep in afmars vond, toen hij Lieshout bereikte. Hij heeft daarop een officier uitgezonden naar St. Oedenrode, die hem berichtte, dat alle troepen daar afmarcheerden naar Tilburg en dat de brug bij Neinsel spoedig moest worden opgeblazen. Hij vorderde een vrachtauto, waarmede personeel naar St. Oedenrode werd gezonden. Vervolgens deed hij, in de (onjuiste) mening verkerende, dat geen troepen meer volgden, de brug bij Neinsel opblazen (waardoor zijn le Comp. en 1-III-27 R.I. werden afgesneden) en trok hij, onderweg orde scheppende in de terugtrekkende onderdelen, naar Best. Terwijl hij aldaar in de schemering bezig was, delen van zijn bataljon te verzamelen, trok een Duitse afdeling pantser- 326 In zijn verslag meldt hij de bruggen bij Zon. Zou hier een verkeerd bevel zijn ontvangen, dan zou dit de aanwezigheid van een sectie te Zon verklaren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 344