en de gelegenheid had, in aanmerking nemende, dat hij plotseling tussen de terug trekkende troepen van Vak Erp verzeilde, waar de eigen Vak C. reeds bleek te zijn vertrokken. Toen de Vak C. het tweede bevel kreeg, had het aanbeveling verdiend, niet dadelijk uit Lieshout te vertrekken, doch daar te blijven en eerst het contact met de op het Wilhelmina-kanaal terugtrekkende bataljons op te nemen, waartoe dat kanaal de aangewezen en goed vindbare lijn vormde 1). Dit bevel bracht feitelijk een nieuwe tactische toestand en duidelijke bevelen waren nu zo belangrijk, dat niet met het uitzenden van mondelinge, met motor ordonnansen overgebrachte, bevelen had dienen te worden volstaan, doch dat het uitzenden van officieren noodzakelijk was geweest. Uit de gebeurtenissen zowel hier als in andere Vakken blijkt, dat de meeste ondercommandanten niet opgewassen waren tegen onverwachte toestanden en onvoldoende geschoold waren in de practijk van de bewegingsoorlog. Veelal leidden hun bevelen tot het uit elkaar geraken der onderdelen hetgeen, verergerd werd door het niet aankomen van ordonnansen. In de troep bleek een gebrek aan werkelijke tucht en een gevoel voor saamhorigheid. Te velen waren geneigd, hun onderdeel in de steek te laten, op eigen houtje te verdwijnen of de kostbare wapens weg te werpen. Men moet echter bij de beoordeling rekening houden met de zeer grote bezette frontbreedten, waarvoor de geëigende bevelsmiddelen ontbraken. Reeds van de aanvang af was er dientengevolge onvoldoende verband tussen hogere en lagere commandanten en konden zelfs de sectie-commandanten hun sectiën niet meer rechtstreeks onder hun toezicht houden. De verplaatsing door de Vak C. van zijn cp. naar St. Oedenrode bracht het onverwachte voordeel met zich, dat hij aldaar regelend kon optreden in de chaos van op die plaats terugtrekkende troepen van Vak Erp, waar de Vak C. was ver trokken en dus de leiding ontbrak. De algemene indruk van deze troepen was van dien aard, dat de Vak C. niet veel anders kon doen, dan de terugtocht in goede banen te leiden. Zijn mededelingen daaromtrent aan C.-Peel Div. waren, zoals eerder is medegedeeld, oorzaak, dat deze van een stelling nemen in de lijn Tilburg's-Hertogenbosch afzag. Hoewel, op zeer enkele uitzonderingen na, de onderdelen niet intact te Tilburg zijn aangekomen, heeft het gros van 27 R.I. en 1-41 R.I. Tilburg bereikt en wel: I-27 R.I. over Eindhoven en Best; II-27 R.I. (min 1) en 111-27 R.I. (min 1) over St. Oedenrode en Best; Detachement 111-26 R.I. over St. Oedenrode en Boxtel; 333 Indien de Vak C. dit had gedaan, zou hij bovendien op de hoogte zijn geweest van het feit, dat de bruggen ontijdig werden vernield.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 351