krijgen, het bevel over de Peel-Div. op zich genomen en de troepen naar Zeeland doen dirigeren, waarheen hij ook zelf met de staf van de Peel Div. en zijn eigen staf vertrok. 11-30 R.I. De Zuid-Willemsvaart was tussen 3.600 en 6.00 als volgt bezet (van zuid naar noord): 1/2 3-II (afkomstig van Heldenschedijk), onder bevel van een luitenant; 3-III (min twee sectiën, die niet waren aangekomen); 2-II versterkt met een sectie zw.mitr. en een stuk pag., van Sluis 12 tot 1300 m meer noordelijk; 3-II (min twee sectiën, zie boven) met een det. van 111-41 R.I., versterkt met een sectie zw.mitr. en een sectie geweren t.p., met de linker vleugel ten Z. van Sluis 11, onder bevel van C.-3-II l-II versterkt met een sectie zw.mitr., een sectie mortieren en een sectie pag., ter weerszijden van Sluis 11. De 3e Comp. was dus verdeeld over de uiterste rechtervleugel en ongeveer het midden van het vak. De enige kunstweg, die het kanaal bereikte, liep over Asten naar Someren en ten zuiden daarvan was het terrein niet gunstig voor de aanvaller. De cp. van de B.C. werd gevestigd te Het Eind, een gehucht aan de kunstweg van Sluis 12 naar Someren. Bij zijn staf bevond zich C.-III-41 R.I. en enige officieren van dat bataljon en van 2 G.B. Aangezien het vbd. materieel was achtergelaten, waren slechts ordonnansen beschikbaar voor de bevelvoering in het bataljon en ook met de Vak C. bestond geen telefonische verbinding. Na aankomst werd te 5.00 de C.-M.C. door de B.C. gezonden naar Heeze, om de Vak C. de aankomst van het bataljon en de opstelling te berichten. Deze kwam terug met de mededeling, dat Franse troepen spoedig waren te verwachten. De stelling aan de Zuid-Willemsvaart was, als overal elders aan het kanaal, slecht, daar geen zicht in het terrein O. van het kanaal bestond. In en bij de sluizen bevonden zich schepen. De stemming onder het zeer vermoeide personeel was nerveus en de neiging om bij het minste gerucht terug te gaan, was aanwezig. De Vak C. bracht tussen 8.30 en 9.00 een bezoek aan de B.C. op diens cp. en vernam daar o.m., dat de verpleging van de troep door het wegzenden der treinen stagneerde 1). 337 0 De verplegingsofficier van dit bataljon was weinig vlot. De Vak C. heeft de verplegingsofficier van 2 G.B. met de verpleging van beide bataljons belast.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 355