De per motorordonnans uitgezonden bevelen voor de terugtocht hebben de beide bataljonscommandanten niet meer bereikt en deze hebben, overeenkomstig het consigne stand houden, hun opdracht zo lang mogelijk trachten uit te voeren. C.-IIIe Bat. had des morgens nog een aanwijzing van de Vak C. ontvangen, dat hij moest rekenen op een terugtocht na het invallen van de duisternis, doch toen hij uit Z. richting in de rug werd bedreigd en zich ook uit de richting Helmond vijand in zijn rug vertoonde, brak hij het gevecht af en trok terug, waarbij hij slechts een klein deel van zijn bataljon onder controle kreeg. Uit het hierna medegedeelde omtrent de Duitse bewegingen zal blijken, dat die terugtocht weinig kans van slagen had en dat het voor de B.C. pleit, dat hij het met zijn afdeling nog tot de omgeving van Hilvarenbeek heeft gebracht en per soonlijk uit handen van de Duitsers wist te blijven. C.-IIe Bat., die geen aanwijzing omtrent een mogelijke terugtocht had ont vangen, heeft in zijn vak stand gehouden tot in de vroege morgen van 12 Mei. Hij heeft, zoveel als mogelijk was, nog getracht, door een tegenstoot de vijand terug te drijven, doch had hierbij geen succes. Hij is eerst, toen de vijand reeds lang over Someren naar Heeze was opgerukt, teruggetrokken met het gedeelte van zijn bataljon, dat hij wist te verzamelen en is daarmede in de omgeving van Leender- strijp gebleven tot de morgen van 15 Mei, toen hij de capitulatie vernam. Andere delen en losse groepen van zijn bataljon hebben eveneens korter of langer tijd rondgezworven; een aantal mannen heeft zich weten schuil te houden tot de capitulatie, doch het merendeel viel in handen van de vijand. Enkelen hebben, via Noord-Brabant of België, Zeeland bereikt. De Vak C. zelf kreeg, nadat hij bevelen voor de terugtocht op het Wilhelmina- kanaal had ontvangen, spoedig berichten over het doordringen van de vijand over Someren en tevens over aanwezigheid van pantserwagens te Maarheeze. Hij is daarop teruggetrokken naar Best, waar hij, behalve enkele kleine onder delen en treinen, van zijn beide bataljons niets meer vernam en moest aannemen, dat deze in handen van de Duitsers waren gevallen. Te Best vernam hij eerst van de doortrekkende troepen van de Vakken Erp en Bakel, dat de terugtocht op Til burg was bevolen. Toen hem dan ook duidelijk werd, dat hij zijn bataljons niet meer kon verwach ten en berichten duidden op een opmars van Duitse troepen uit de richting St. Oedenrode, is hij eveneens naar Tilburg teruggetrokken, waar hij tevergeefs verband zocht met C.-Peel Div. Het is belangwekkend, te vermelden, wat omtrent de opmars van de 56e Div. uit het dagboek van die divisie blijkt. In het voorgaande is reeds medegedeeld, dat deze divisie, met het gros bij Velden over de Maas was getrokken, doch dat, in verband met de opstoppingen aldaar, delen over de brug bij Steijl werden gedirigeerd. 349

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 367