R.I. bleek, dat onderdelen van 11-30 R.I. bij Sluis 13 aan die vaart waren aange komen. Eveneens werd reeds medegedeeld, dat de 3e Compagnie van 1-30 R.I., die de voorverdediging aan de Noordervaart voerde en waarbij een sergeant was gedood en 3 zw.mitr. waren stukgeschoten door pantserwagens, in de nacht van 10/11 Mei was teruggenomen en achter de linker vleugel van dat bataljon was geplaatst. Rechtstreeks verband tussen de bezetting van 11-30 R.I. bij Sluis 13 en de linker vleugel van 1-30 R.I. was er niet, daar het noordelijk deel van het vak van 1-30 R.I., zich bevindende tegenover de Groote Peel, slechts zwak bezet was. In de morgen van 11 Mei namen de Duitsers gevechtsaanraking op met de stelling. Het kanaaleilandje bij Nederweert werd beschoten met geschut en Weert werd bezet, doch hevige gevechtsactie had niet plaats. Aan Nederlandse zijde werd door 1-20 R.A. vuur gebracht op punten, waar vijand werd gemeld en het pag. schoot op zichtbare doelen. Voortdurend werd de stelling door Duitse vliegtuigen verkend. C.-II-41 R.I. had officieren en patrouilles op de W.vleugel uitgezonden, die berichtten, dat de bruggen op Belgisch gebied over het Schelde-Maaskanaal waren opgeblazen en dat zich Duitsers te Loozen bevonden. Een der officieren vernam te 10.30 te Budel, dat Duitsers trachtten, zuid van Dorplein over de Zuid-Willems vaart te komen, zodat de indruk ontstond, dat de W.vleugel door de Duitsers werd omtrokken. De Vak C. vroeg versterking aan C.-Peel Div., doch deze had hiervoor geen reserve beschikbaar. Daarom gaf hij bevel aan C.-I-30 R.I., de van de Noorder vaart teruggenomen 3e Compagnie met vrachtauto's te verplaatsen naar 11-41 R.I. Bovendien deed hij enige groepen van 11-41 R.I. en 4 G.B., te zamen 3 sectiën, op zijn cp. dirigeren, ter beveiliging daarvan. Omstreeks 12.00 a 13.00 ontving de Vak C. telefonisch bevel van C.-Peel Div., zijn troepen te doen terugtrekken op het Wilhelminakanaal ten W. van Oirschot. Toen hij telefonisch aan C.-II-41 R.I. het bevel voor de terugtocht gaf, vernam hij van deze, dat de bedreiging op de W.vleugel sterker werd; Hamont was te 12.00 bezet en later werden pantserwagens gesignaleerd; deze berichten kwamen van personeel, dat in burgerkleding verkenningen uitvoerde. Op grond van dit gevaar op de vleugel en van de voortdurende aanwezigheid van vliegtuigen in de lucht, terwijl ook in de frontlijn gevechtsaanraking met de vijand bestond, achtte de Vak C. het niet mogelijk, om bij daglicht terug te trekken en besloot hij, hiermede te wachten tot het invallen van de duisternis, hetgeen hij aan C.-Peel Div. mede deelde. Hij gaf nu, schriftelijk aan C.-II-41 R.I.persoonlijk op diens cp. aan C.-4 G.B. en (vermoedelijk schriftelijk) aan C.-I-30 R.I., voorlopige bevelen uit, die inhielden 351

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 369