de terugkeer van de Bredase bevolking naar de stad en daarna heeft deze terug
keer plaats gehad in groepen te voet, daarna in ledig naar het N. rijdende Duitse
autocolonnes en vervolgens met behulp van een te Breda georganiseerde auto
ophaaldienst. Ook de in Zeeuwsch-Vlaanderen en in het gebied ten Z. daarvan
bereikbaren keerden op deze wijze terug.
Het heeft daarna geruime tijd geduurd, voordat de ver verspreide groepen
waren opgespoord en naar huis konden worden teruggevoerd.
Vanwege de D.E.V. was een officier aangewezen, die eerst 31 Mei toestemming
kreeg, naar Antwerpen te gaan en die daar onder leiding van een Bredase wethou
der een centrum vond, waar de verspreide vluchtelingen werden opgevangen,
gevoed, onderdak gebracht en doorgezonden.
Toen de Duitsers naar Gent en Brugge oprukten en het Belgische leger op 28
Mei capituleerde, bevonden zich een wethouder en de gemeentesecretaris van
Breda tussen de voorste Duitse troepen en deze slaagden er in, spoedig toestemming
voor de terugkeer van de aldaar verblijvende Nederlanders te verkrijgen.
Er bleek echter, dat een groot deel voor de Duitsers uit was gevlucht naar het
zuiden en westen; een deel daarvan is gestrand in het gebied, dat door de
Duitsers werd ingesloten. Een ander deel was echter nog over de Franse grens
gekomen en terechtgekomen tussen de geweldige stroom Belgische en Franse
vluchtelingen, die zich naar het zuiden bewoog. Deze waren wijd en zijd ver
spreid en het heeft heel wat nasporingen vereist, om hun verblijfplaatsen te
vinden.
Op 1 Juni vertrokken uit Antwerpen de wethouder en de gemeentesecretaris
van Breda en bleef aldaar de vertegenwoordiger van de D.E.V. met twee Rode
Kruis-verpleegsters en enig personeel voor de ontvangst en doorzending der,
naar te verwachten was, druppelsgewijze aankomende vluchtelingen.
Nadat per radio uit Hilversum en Brussel was uitgezonden, dat de verspreide
vluchtelingen zich te Antwerpen moesten melden, had dit tot resultaat, dat velen
zich meldden.
Daarna ontbraken op ongeveer 10 Juni nog een paar duizend ingezetenen, wier
lot niet bekend was.
In Breda was een commissie tot registratie en hulpverlening ingesteld, die op
23 Juni van een per auto uit Bordeaux terugkerende inwoner vernam, dat het
overgrote deel der vermisten zich bevond in de omgeving van Bordeaux en
Nantes.
Daarna bleek, dat behalve een klein deel, dat naar Engeland was overgestoken,
van de overigen zich een groep ophield in de omgeving van Angers en Nantes,
een andere groep in de districten Randres, Charente-inférieure, Dordogne en
Deux Sèvres. Met medewerking van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en de Duitse autoriteiten is daarna een Nederlandse missie tot repatrieëring van
447