afstand daarvan verwijderd bij de spoorwegovergang, die net gesloten was voor het doorlaten van een trein. Hij zag toen, in de duisternis moeilijk te onderscheiden, met langzame zware pas en zwijgend een troep van ongeveer 30 man aankomen uit N. richting, die de cp. passeerde en bij de gesloten spoorwegovergang naar het Z. de Kapellerlaan (de weg naar St. Odiliënberg) indraaide, waardoor zij de verhakkingsploeg aldaar van achteren naderde. Die troep zag er zonderling uit; allen droegen laarzen, enigen nestels, zoals de politietroepen; de commandant (zonder onderscheidingsteken) marcheerde rechts; de helmen leken Nederlandse (bleken later van karton te zijn). Hij vond het geheel verdacht, mede, omdat hij al het gewone personeel der politietroepen kende en wist, dat deze niet en zeker niet in zo groten getale pa trouilleerden. Daarom liep hij naar de cp., stelde voor, er achter aan te gaan, doch toen niet snel werd gereageerd, rende hij zelf schreeuwende naar de verhakking, waar hij net te midden van de overvalling kwam. De troep was de verhakking genaderd en aangehouden door de post, onder bevel van een korporaal, die het woord vroeg. De C. wist dit niet, doch toonde een op dracht, dat hij naar Horn moest. De korporaal schijnt gezegd te hebben, dat zij dan de verkeerde kant op gingen en toen de Duitsers, want dat waren het, zagen, dat het mis ging, gingen zij tot geweld over. Hoe een en ander zich precies heeft af gespeeld, is niet met zekerheid vastgesteld kunnen worden. Er zou zijn geroepen „Hande hoch", waarop de schildwacht schoot en waarna de Duitsers aanvielen. De korporaal wist zich te dekken, de schildwacht werd het geweer ontrukt, dat werd stuk geslagen en toen werd de aandacht afgeleid door de toesnellende en luid roepende sergeant van de genie. Deze, die slechts een bajonet in de hand had, werd beetgepakt en een Duitser trachtte hem zijn kaartentas te ontrukken, waar tegen hij zich verzette. De Duitsers vuurden, waarbij de schildwacht en de sergeant werden gewond, terwijl de sergeant daarna een tweede schot kreeg in zijn patroon tas, zodat enige patronen ontploften. Toen verdween de troep plotseling, om niet verklaarbare redenen, trachtende, de sergeant mee te slepen, hetgeen niet gelukte. De sergeant begaf zich naar de cp., waar even later de schildwacht opgewonden binnenkwam, om een geweer roepende. Hij keerde weder terug en vond de korpo raal bezig, de verhakking (noordzijde) te stellen, hetgeen gelukte. Een poging, daarna nog aangewend, om de zuidzijde te stellen, gelukte niet. Beiden begaven zich daarop naar de cp. De officier van materieel had eveneens de Duitse troep gezien, had een schot gehoord, een gewonde burger op de cp. gebracht en zich daarna naar het pont- veer begeven, waar hij C.-2e Comp. trof, die juist uit de kazerne was terugge keerd, waar de sectie intussen was aangekomen. Hij deelde het voorval aan de kapitein mede. 33

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 51