vastgesteld, dat hij zich niet gerust voelde en zich te 2.30 opstelde bij de brug over
de Roer (1401), die nog niet was vernield.
Te omstreeks 3.25 hoorde hij een lange vuurstoot en enkele schoten uit de rich
ting Posterholt. Even daarna kwamen drie burgers de weg van het dorp Melick
af en vlak daarop drie andere, die langs de Roer naderden. De laatsten bogen,
toen zij zich ontdekt zagen, af naar de grote weg om zich bij de andere drie aan te
sluiten. Om overrompeling te voorkomen zond de vaandrig vier van zijn zes mannen
naar de burgers, met opdracht, onmiddellijk te schieten, als zij niet voldeden aan
het bevel om halt te houden. Een vijfde soldaat sloot zich plotseling bij de vier
aan. Het vijftal beging de veel voorkomende fout, om gezamenlijk de burgers te
naderen, onder het roepen van „halt of ik schiet" en „handen omhoog". Toen de
burgers doorliepen, schoten zij echter niet. Deze overvielen het 5-tal met hand
granaten en pistolen en één naderde de brug met een Nederlands geweer in de
hand. De vaandrig deed daarop door zijn laatste man deze burger in bedwang
houden, die werd bevuurd en riep „nicht schieszen, kamerade". De vaandrig
stak het vuurkoord aan op 20 cm in plaats van op 80 cm van het slagpijpje en wist
zich nog net vóór de detonatie in veiligheid te stellen, terwijl kogels om hem heen
floten. Hij liep naar de telefoonpost te St. Odiliënberg en meldde persoonlijk aan
C.-17 G.B., dat hij de brug had laten springen en waarom. Met C.-H.S.Z. kon
hij geen verbinding meer krijgen.
De soldaat bij de brug, die ternauwernood de brug had kunnen verlaten vóór
de detonatie, meldde zich daarop zo overstuur, dat hij zich niet kon herinneren,
wat er was gebeurd. De vaandrig verzamelde het personeel van verhakking 1415,
constateerde, dat het personeel van 1416 verdwenen was en trok met een sergeant
en 5 man naar de Maas. Tussen St. Odiliënberg en Linne werd hij ingehaald
door een Duitse wielrijdersafdeling van minstens 60 man en gevangen genomen.
De versperringsploeg van 1416 heeft de westzijde van de Maas weten te be
reiken.
De brug te St. Odiliënberg moet omstreeks 3.25 zijn gesprongen.
De vaandrig te Herkenbosch had de verhakkingen 1417 en 1422 doen stellen,
waar bij enkele ladingen voor de tweede en derde maal nieuwe ontstekingsmiddelen
moesten worden aangebracht.
Aspergeversperring 1408 was wel gesteld, doch de draden waren vóór de aanval
nog niet doorgeknipt.
Toen een motorordonnans uit Rothenbach het binnenrukken van de vijand
meldde, wilde de vaandrig alsnog de draden gaan doorknippen, doch bevond, dat
de ploeg reeds in handen van de vijand was. Een soldaat van die ploeg had echter
tijdig de kabel doorgeknipt. i,
De vaandrig heeft, te Herkenbosch terug gekeerd, aan het detachement Mijnweg
39