Hij vorderde daartoe kempenaars en deed deze op 8 Mei en in de nacht van 8/9 Mei bij in de Maas liggende baggermolens met grindballast beladen. Op 9 Mei waren volgens zijn verklaring de schepen voor de stuwen te Linne, Weerd en Sambeek weggesleept, doch die voor de stuw te Belfeld waren nog in lading. Bij de gereed zijnde schepen werden de springladingen aangebracht door de genie en het verslepen geschiedde door de ter beschikking van de troepen commandanten zijnde sleepboten. Op 9 Mei, na een inspectietocht langs de Maas, ging de scheepvaartagent in de avond naar 's-Hertogenbosch voor een dienstbespreking en hij kwam in de nacht te Roermond terug, onderweg en te Roermond bemerkende, dat er bijzondere maatregelen werden uitgevoerd. In Roermond was onrust en de bevolking op de been. Hij ontving echter geen waarschuwing vanwege C.-17 G.B., stelde zich in verbinding met de D.E.V. te 's-Gravenhage en ontving de opdracht, zich naar 's-Hertogenbosch te begeven. Hij begaf zich daarop met zijn personeel op weg naar de brug, die bleek te zijn versperd, daarna naar het veer, waar hij C.-2-17 G.B. ontmoette, die mededeelde, dat overgang niet meer mogelijk was. Tenslotte is hij te zamen met de te Roermond gestationneerde marechaussees bij de Hambeek door middel van een motorboot van de torpedisten de Maas overgestoken, juist toen de Roode brug en vlak daarop de Maasbrug de lucht ingingen. Het laatste schouwspel trof hem diep, daar hij kort te voren in zijn burgerfunctie had ge arbeid aan verbeteringen van deze brug. Zijn verdere avontuurlijke tocht via Horn, Weert, 's-Hertogenbosch naar de Vg.Holland blijve hier onbesproken. De zinkschepenversperringen in het vak van 17 G.B. zijn alle tijdig gesteld en de springploegen bereikten de westelijke Maasoever. Het springen van de Maasbrug en de aanval bij Roermond Allereerst zal worden beschreven, welke maatregelen waren genomen op en om de Maasbrug bij Roermond, teneinde te verzekeren, dat deze niet onvernield in handen van de Duitsers zou vallen. (Zie hiervoor schets nr. 2b). Sedert 7 Mei was alle verkeer over de brug stopgezet en werd dit geleid over het pontveer ten N. van de brug. Ter afsluiting van de oostelijke oprit waren van oost naar west aangebracht, draadrollen, een afsluitboom met daarbij een post der politietroepen, een dubbel- hoge rij betonringen met nauwe doorgang, waarin een lading was geplaatst en ten slotte asperges met afsluitketting. Bij het begin van de brug bevond zich de wacht oost, die een post had uitstaan. Midden op de brug was de lading aangebracht, die bewaakt werd door het explosiepiket van twee korporaals der politietroepen. Daarbij bevond zich het ontstekingskastje; daarachter aan de W.zijde bevond zich een stalen deur. 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 59