en de mogelijkheid van plaatselijke actie niet uitsloot. Hij liet rechtstreeks naar de brug telefoneren, dat met het springen nog moest worden gewacht. De luitenant-brug C. kwam hierdoor in een moeilijke positie, daar de brug door het wegnemen van de wachten niet meer rechtstreeks werd beveiligd. Hij snelde naar de telefoon, belde C.-17 G.B. op, meende de luitenant-adjudant te krijgen en beklaagde zich in opgewonden toestand over het ontvangen van een order en daarna van een tegenorder. De B.C., want deze was het, die de telefoon opnam, kalmeerde hem. Over de verdere inhoud van dit telefoongesprek bestaat geen zekerheid. De B.C. verklaart, dat hij de luitenant alsnog heeft bevolen, de brug te doen springen. De luitenant verklaart echter, dat dit niet juist was en dat de B.C. slechts de her haalde verzekering van hem vroeg, dat alles op de brug in orde was. Daarna is, volgens hem, de gang van zaken als volgt geweest. Na het telefoongesprek deed hij de wacht-oost weer plaatsen en op dat ogenblik passeerde een sergeant en 9 man, die op weg waren naar de kazerne op de oostoever (zie blz. 35). Hij had twee man daarvan als post-west geplaatst en de sergeant met de overige 7 man zijn weg doen vervolgen. Terwijl hij nog bezig was met de wachten, was op de weg, die naast de brug- opgang naar het pontveer leidde, de hoofdopzichter van fortificatiën (zie blz. 35) verschenen, die had gevraagd, of de auto met springmiddelen nog kon worden overgezet naar de westoever. Deze had hem daarbij medegedeeld, hetgeen hij van de overval op de Kapellerlaan wist en dat er gesneuvelden waren De luitenant had daarop het overvaren van de auto geweigerd en besloten, de brug toch te doen springen. Hij was de brug opgerend en had naar het explosie-piket geschreeuwd „brug springen", hetgeen werd uitgevoerd. Aangezien niemand het telefoongesprek van de B.C. met de luitenant heeft gehoord, de hoofdopzichter wel is gepasseerd, doch zich dit gesprek niet herinnert en de C. der politietroepen is gesneuveld, is het bewijs niet te leveren, aan wie de eer van dit initiatief, in strijd met de order van C.-Peel Div., toekomt. Indien het juist is, dat de wacht-oost en een post-west zijn geplaatst, nadat het telefoongesprek is gevoerd, zou hierin het bewijs liggen, dat de B.C. in het tele foongesprek niet het bevel heeft gegeven, de brug toch te doen springen. Ook hiervan is het bewijs niet te leveren. De sergeant, die met 7 man de brug overging, verklaart, dat deze vlak achter hem de lucht inging. C.-le Comp., die het eerste bevel van de B.C. had doorgegeven en het begin 44 Dit laatste is twijfelachtig, daar de hoofdopzichter geen gesneuvelden heeft gezien. Deze herin nert zich niet, de luitenant te hebben ontmoet, acht het in ieder geval niet mogelijk, dat hij over gesneuvelden heeft gesproken. Ook een andere mededeling, die de luitenant hem in de mond legt, ontkent hij, omdat zij niet juist kon zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 62