Uit de gegevens blijkt niet, of hetgeen zich in de Kapellerlaan heeft afgespeeld, door de B.C. is medegedeeld aan de Cn. der 2e en 3e Comp. De juiste redactie van de mededeling van de B.C. aan zijn chefs over dat voorval is niet bekend. Dit is van belang, omdat C.-Peel Div. en C.-III L.K. hierin nog niet een duidelijk oorlogsbegin hebben gezien. Uit zijn verslag van 1940 kan worden gelezen, dat C.-17 G.B. aanvankelijk ook zelf rekening heeft gehouden met een plaatselijk optreden van partijgangers. Zoals hierna bij 111-41 R.I. zal blijken, is de luitenant, belast met de bewakings maatregelen ten O. van de Maas te Swalmen, naar hij in zijn verslag meldt, door C.-17 G.B. gewaarschuwd, dat een autobus met politietroepen (vermoedelijk echter Duitsers), op weg was naar Swalmen. In het verslag van C.-17 G.B. komt deze mededeling niet voor. Eveneens is niet bekend, of C.-17 G.B. met de mededeling aan zijn chefs, dat hij bevel had gegeven, de Maasbrug te doen springen, daarbij zijn motief, dat een alge mene aanval plaats had, heeft medegedeeld. Dit is van belang in verband met het tegenbevel van C.-Peel Div. Toen na het springen van de Maasbrug de strijd aan de Maas begonnen was, heeft de B.C. zijn ondergrondse cp. bezet, hetgeen waarschijnlijk oorzaak is ge weest, dat de hoofdopzichter van fortificatiën uit Roermond, die zich bij de B.C. wilde melden, deze niet heeft kunnen vinden en daarom is doorgereden naar Weert. Van de 4e Comp. is het beschikbare deel, onder bevel van de luitenant, die de brug had laten springen, aanvankelijk bij de cp. opgesteld ter verdediging daarvan, doch daarna werd dit detachement, overeenkomstig de instructies, doorgezonden naar Heeze. De eerste berichten omtrent de strijd bij Roermond luidden gunstig, doch later nam deze een ongunstige wending. De B.C. heeft toen de officier van materieel met het beschikbare personeel van de Bat. staf naar het Klooster Exaeten (bij Baexem) gezonden, ten einde de op mars des vijands te vertragen. Deze liet enkele bomen over de weg vallen en stelde het tot ongeveer 50 man aangegroeide personeel op in het terrein. De B.C. bleef op zijn cp. met zijn luitenant-adjudant, een vaandrig en een sergeant-majoor instructeur. Hij achtte het zijn plicht, op zijn cp. te blijven, opdat zijn ondercommandanten hem zouden kunnen bereiken en verbrandde zelfs zijn auto. Op het gevecht kon hij geen invloed uitoefenen, daar de telefoon verbindingen waren verbroken en reserves ontbraken. Voor verbinding met de Vak C. waren nog slechts postduiven beschikbaar, daar het radio-zend- ontvangtoestel, dat na het uitvallen van het electrisch net op accu's moest werken, niet meer functionneerde. 66

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1953 | | pagina 84