De ontstekingsput voor het doen springen van de brug bevond zich nabij de
W. oever en hierbij bevond zich de springploeg van twee korporaals. Kort achter
die ontstekingsput was eveneens een tweedelige stalen deur aanwezig, die tijdens
het springen als dekking voor de springploeg moest dienen. In het wachtgebouw
waren de sergeant, detachementscommandant, zijn opvolger, eveneens sergeant
en een korporaal aanwezig. De rest van het detachement bevond zich in de rivier
kazematten en bij de veerpont.
Hoewel de det.C. der Ptr. dit niet vermeldt, is hij zeer waarschijnlijk door zijn
collega bij de brug te Roermond ingelicht omtrent geruchten betreffende de aan
wezigheid van Duitsers in de Kapellerlaan, omdat zijn opvolger daarnaar heeft ge
ïnformeerd (zie hierna), de C. van 1-III-41 R.I. hiervan kennis heeft gekregen
en ook de luitenant bij de stuw te Weerd en de C. op de brug te Venlo waren ge
waarschuwd. Volgens zijn verslag ontving hij omstreeks 3.00 van zijn collega bij
de brug te Roermond mededeling, dat zich een groep personen langs de spoor
lijn in de richting van de spoorbrug bewoog. Hij gaf de sergeant opvolger op
dracht, naar de O.oever te gaan en de wacht-oost werd gewaarschuwd.
De sergeant opvolger informeerde van de O.oever uit bij de stationschef te
Roermond, of de verwachte kolentrein nog zou passeren, hetgeen, naar deze
mededeelde, spoedig het geval zou zijn. Hij informeerde tevens naar het niet
bevestigde gerucht omtrent een gevecht in de Kapellerlaan, welk gerucht de
stationschef bevestigde met de mededeling nochtans, dat hij er nog niet veel
van had gemerkt. Na overleg met de det.C. werd daarop besloten, de trein niet
door te laten en de stalen deuren te sluiten.
Daarna kwam een groep burgers langs de lijn uit de richting Roermond en de
sergeant nam met de 3 korporaals opstelling achter de stalen deuren, die van schiet
gaten waren voorzien. Genaderd op 20 m werden de naderenden gesommeerd,
halt te houden en toen zij doorliepen, gaf de sergeant een waarschuwingsschot af,
waarop zij bleven staan.
De sergeant begaf zich met de drie korporaals naar de spoorweghekken (kara
bijnen schietklaar) en liet één man er onder door kruipen ter controle. Op de vraag,
wat zij kwamen doen, werd geantwoord „spoorwegarbeiders" en werd een legi
timatiebewijs volgens model der Ned. spoorwegen getoond met foto, stempel en
handtekening. Op de vraag, waarheen, antwoordde de aangehoudene: „naar
413". Een ter plaatse aanwezige spoorbeambte kende de aangehoudenen niet en
wist evenmin, waar 413 was.
De sergeant had Duits accent opgemerkt en tevens, dat de pikhouwelen, die de
mannen droegen, van ander model waren, als die der Ned. spoorwegen. Hij be
lastte een korporaal met de bewaking, terwijl de beide andere korporaals de rest van
de groep achter de spoorweghekken in bedwang hielden, telefoneerde naar de west
zijde, wat er plaats had en vroeg om een sectie infanterie met enkele lt.mtrs. Daarna
73