Ypenburg nog een enkel onderdeel bevond, en dat bij de Hoornbrug enige in fanterie- en artillerie-onderdelen waren samengetrokken, welke evenmin onder eenhoofdig bevel waren gesteld. De aanvalsacties tegen vliegveld Ypenburg Zo was de toestand, toen kort vóór 10.30, C.-II-R.Gr. een bevel ontving van C.-I Div!, luidende: „Alle troepen omgeving Hoornbrug treden onder commando van C.-II-R.Gr. voor aanval op Ypenburg Om 10.32 berichtte de commandant van de artilleriewaarnemingsgroep, dat de verbinding met C.-II-2 R.A. tot stand was gekomen en dat hoofdgebouw en hangars op vliegveld Ypenburg goed zichtbaar waren. C.-II-R.Gr. kon dus bij de uitvoering van de aanval rekenen op steun van de afdeling artillerie. De vraag was nu, welke onderdelen voor deze aanval konden worden ingezet. In dit verband dient eerst de aandacht te worden gevestigd op het volgende. C.-5-4 Dep.Bat., die zijn compagnie, na overleg met C.-3-III-R.Gr., reeds omstreeks 7.00 een opstelling had doen innemen a cheval van de rijksweg bij de Hoornbrug (zie blz. 86), had van door hem in de richting Ypenburg uitgezonden patrouilles vernomen, dat de vijand niet vandaar oprukte naar het noorden. Hij zag hierin aanleiding aan C.-3-III-R.Gr. (als wd.C.-III-R.Gr.) voor te stellen, naar het vliegveld op te rukken. Deze had daartegen geen bezwaar, mits de thans ingenomen opstelling niet geheel werd ontbloot. Kort vóór 10.00 liet C.-5-4 Dep.Bat. de le Sectie links en de 2e Sectie rechts van de rijksweg oprukken. Hij zelf bleef voorlopig met de 3e Sectie achter bij Hoornwijk. Deze compagnie was dus al ingezet, toen C.-II-R.Gr. bovengenoemde opdracht van C.-I Div. ontving. Bovendien vermeldt C.-2-G.B.Gr. in zijn verslag, dat hij, na aankomst bij de Hoornbrug, C.-II-R.Gr. aldaar aantrof en dat deze hem opdroeg „op te rukken naar Ypenburg en te trachten aan de achterzijde van het vliegveld dit te bereiken met verdrijving van de aldaar aanwezige parachutisten"Op welk tijdstip hij deze op dracht ontving wordt niet vermeld. Evenmin blijkt uit zijn verslag, dat de aanval zijner compagnie moest geschieden in samenwerking met andere onderdelen, zodat de conclusie wel moet worden getrokken, dat deze opmars naar het vliegveld een zelfstandige actie was, welke vóór 10.30 werd ingezet. Voor deze opvatting pleit ook de mededeling in het verslag van de C.C., dat hij als gids een timmerman meenam, die op Ypenburg werkzaam was geweest. Is een en ander juist, dan zouden dus vóór het tijdstip waarop C.-II-R.Gr. van C.-I Div. het bevel ontving om de aanval op Ypenburg in te zetten, reeds twee compagnieën, n.l. 5-4 Dep.Bat. en 2-G.B.Gr., volkomen los van elkaar, naar het vliegveld in opmars zijn geweest, zulks als uitvloeisel van de oorspronkelijk door C.-Vg.H. aan deze onderdelen verstrekte bevelen en het gepleegde overleg tussen C.-II-R.Gr. en C.-II-2 R.A. 93 l) Vermoedelijk heeft hij bovendien eerst de mening gevraagd van C.-II-R.Gr.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 111