noemde bevel, aan te vallen op vliegveld Ypenburg ten westen van de nieuwe weg Rijswijk-Delft, links aangeleund aan een onbekende Comp. grenadiers1). Inge deeld werd één stuk zw.mitr. De uitgangsstelling tussen Hoornbrug en wielerbaan moest om 13.25 (uur U) verlaten worden. Een en ander geeft gegronde aanleiding om het volgende als de meest waar schijnlijke gang van zaken aan te nemen. Op het ogenblik van ontvangst van het bevel van C.-I Div. was aan C.-II-R.Gr. het volgende bekend. 5-4 Dep.Bat. was reeds a cheval van de rijksweg in opmars. Nadere gegevens ontbraken. 2-G.B.Gr. was reeds oost van de rijksweg in opmars met opdracht de achterzijde (de N. O. zij de?) van het vliegveld te bereiken. Nadere gegevens ontbraken. C.-II-R.Gr. zag geen kans beide C.Cn. spoedig te bereiken en ze nadere bevelen te verstrekken. Hij besloot daarom, 3-II-R.Gr. en 2-II-R.Gr. (min drie sectiën) oost van de rijksweg te laten oprukken tot ze op gelijke hoogte zouden zijn gekomen met 5-4 Dep.Bat. en 2-G.B.Gr. Daarna moesten deze vier onderdelen tegelijkertijd terrein winnen en het vlieg veld aan de N.W.zijde en de N.O.zijde (2-G.B.Gr.) binnendringen. Door 4-4 Dep.Bat., oprukkende west van de rijksweg, zou daarna het vliegveld aan de Z.W.zijde worden aangegrepen. Door middel van M.C.-II-R.Gr., de sectie mortieren en II-2 R.A., zou op het verloop van de aanval invloed kunnen worden uitgeoefend. Spoedshalve zond de B.C. 2-II-R.Gr. (min drie sectiën) al dadelijk als spits vooruit langs de rijksweg in de richting van Ypenburg. 2) Vermoedelijk heeft hij zich niet duidelijk gerealiseerd, dat het aantrekken naar de Hoornbrug van zijn reeds west van de Vliet ingezette 3e Compagnie zoveel tijd zou kosten. De lotgevallen van elk der genoemde onderdelen zullen thans achtereenvolgens worden belicht. 5-4 Dep.Bat. Deze compagnie was omstreeks 10.00 opgerukt met de 2e Sectie rechts en de le Sectie (richtingssectie) links van de rijksweg, terwijl de C.C. en de 3e Sectie voorlopig bij Hoornwijk bleven. De opmars verliep als volgt. De 2e Sectie bereikte spoedig de wielerbaan, doch geraakte aan de zuidzijde daarvan onder vijandelijk vuur, zodat een verder oprukken over het open terrein west van de kunstweg niet mogelijk bleek. De S.C. besloot daarom te trachten, het meer bedekte terrein oost van de kunstweg te bereiken. Dit gelukte, nadat met 95 Vermoedelijk 3-II-R.Gr. 2) Wellicht was dit laatste reeds eerder geschied. Het verslag van C.-2-II-R.Gr. maakt zulks waar schijnlijk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 113