II-l R.I. tijdelijk van zijn commando onthief en de voortvarende C.-22 Dep.Bat. met het bevel over II-l R.I. belastte. Deze begaf zich, vergezeld van zijn luitenant-adjudant en een adjudant onderofficier-instructeur, per auto vooruit. Hij trof nabij de zijweg naar de Maaldrift de beide sectiën van 3-II-1 R.I. en de sectiën zware mitrailleurs aan. Een 200 m vooruit gezonden tirailleurgroep had vuur ontvangen uit westelijke richting, naar aanleiding waarvan de voorwaartse beweging was gestaakt. C.-22 Dep.Bat. gaf aan C.-M.C.-II-l R.I. opdracht, zijn beide sectiën voor lopig ter plaatse te laten, waarna hij de beide commandanten der tirailleursectiën gelastte op te rukken tot de Hogeboomse weg, waarbij de ene sectie de N.W. lopende zijweg en de andere de trambaan moest volgen. Hijzelf begaf zich langs de autoweg naar voren om vast te stellen wat het ge weervuur uit de richting van Den Deijl te betekenen had. Hem bleek, dat een compagnie van Dep.Bat.Gr., opgesteld in het bedekte terrein bij Zuidwijk, het vuur had geopend op vermeende vijand op de Maal drift. Aangezien door dit vuur de opmars van de sectiën van 3-II-1 R.I. naar de Hogeboomse weg zou worden gehinderd, droeg C.-22 Dep.Bat. C.-4-Dep.Bat.Gr. op, het vuur te doen staken en dit alleen te heropenen als de vijand hen recht streeks aanviel, dan wel zou trachten uit te wijken naar het zuidwesten. Daarna keerde hij terug naar de opstelling der zware mitrailleurs, waar hij tot zijn verbazing de beide tirailleursectiën van 3-II-1 R.I. nog aantrof. Na aan C.-M.C. de opdracht te hebben verstrekt, in stelling te komen en eventu ele bewegingen des vijands door vuur te onderdrukken, geleidde C.-22 Dep.Bat. de beide tirailleursectiën langs de noordwest lopende weg. Tijdens deze verplaatsing werd mitrailleurvuur ontvangen uit de boerderijen aan de N.W.punt van de Maal drift. Hoewel dit vuur te hoog lag, zodat geen verliezen werden geleden, kwam de voorwaartse beweging tot staan. C.-22 Dep.Bat. begaf zich daarop naar de zware mitrailleurs en gaf deze op dracht bedoelde boerderijen onder vuur te nemen, hetgeen geschiedde. Na enige tijd zweeg het vijandelijke vuur. Intussen was omstreeks 22.30 de ontheven wd.B.C. ter plaatse gearriveerd. C.-22 Dep.Bat., die zich naar Wassenaar wilde begeven om zich aldaar in ver binding te stellen met C.-l R.H.M., droeg hem het commando gedurende zijn afwezigheid over. Onder diens leiding rukte de intussen aangetrokken 2-II-1 R.I. (min 2e Sectie) in de richting van de N.W.punt van de Maaldrift op. Na het invallen van de duisternis werden de gebouwen aldaar bereikt en bezet, waarbij een twaalftal vijanden, waaronder twee doden en vijf gewonden, in Neder landse handen vielen. 150 4-Dep.Bat.Gr. (zie ook blz. 158).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 168