Bovendien te Voorschoten II Dep.B.A. Tot het ogenblik, waarop C.-III Div. het „Algemeen verdedigingsbevel" ont ving, hetgeen volgens C.-I L.K. omstreeks 22.00 het geval moet zijn geweest, gold voor hem de opdracht, met zijn divisie op te rukken tot de lijn 500 m zuid van en evenwijdig aan de Wassenaarse Slag-Wassenaar-Den Deijl. Hij had aan de commandanten der daartoe gevormde gevechtsgroepen (C.-4 R.I. en C.-l R.I.) enige zeer summiere aanwijzingen verstrekt en overigens slechts op spoed aangedrongen. Enig verband tussen beide acties was door de D.C. niet gelegd. Beide gevechtsgroepen traden volkomen onafhankelijk van elkaar op. De linkergevechtsgroep was erin geslaagd haar doel (Den Deijl-Wassenaar) bij het invallen der duisternis te bereiken. De rechtergevechtsgroep was in de loop van de namiddag nog niet aan de opmars begonnen. C.-4 R.I. had n.l. eerst het vliegveld en het dorp Valkenburg willen nemen, waarvoor alle beschikbare troepen ingezet moesten worden. Het nemen van het dorp Valkenburg was mislukt. C.-III Div. drong niettemin aan op uitvoering van de opmars naar de Wasse naarse Slag. Tegen het dorp Valkenburg, waarvan de Duitse bezetting werd geschat op ten minste 500 man, moesten dus eigen troepen van zodanige sterkte worden achter gelaten, dat bij de opmars naar de Wassenaarse Slag geen gevaar bestond voor vijandelijke acties uit Valkenburg tegen flank of rug. De linkergevechtsgroep was tegen dergelijke acties beveiligd door de genomen maatregelen bij de Haagse Schouw e.o. C.-4 R.I. besloot tegenover Valkenburg II-4 R.I. en de resten van III-4 R.I. achter te laten, en beschikte dus voor de opmars naar de Wassenaarse Slag nog over 1-4 R.I. en 1-1 R.I. Deze bataljons waren echter beide verzwakt door detacheringen, en aangezien C.-4 R.I. rekening meende te moeten houden met de aanwezigheid van talrijke, uitstekend bewapende valschermjagers, achtte hij deze krachten te zwak om het ruim 2 km brede duinterrein over een diepte van 5 km uit te kammen. Hij bracht daarom zijn bezwaren ter kennis van C.-III Div., die hem versterking met een bataljon van 9 R.I. toezegde. De D.C. drong daarbij nogmaals aan op een snelle opmars met de drie beschikbare bataljons naast elkaar naar de bevolen lijn, hetgeen, aangezien het intussen reeds avond was geworden, dus bij duisternis zou moeten geschieden. De ontvangst van het „Algemeen verdedigingsbevel" bracht hierin geen enkele wijziging. Aangezien C.-III Div., noch een zijner ondercommandanten, melding maakt van getroffen maatregelen naar aanleiding van dit bevel, moet wel worden aangenomen dat het, ten aanzien van III Div., vrijwel onmiddellijk door C.-I L.K. is ingetrokken. Bij nadere beschouwing van de inhoud van het bevel is dat geen wonder. Ter 223

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 241