De achtergeblevenen gaven zich over aan de hen omringende vijanden, die zich
tevens meester maakten van het volledige materieel van de sectie van 4 C.Pag.,
waarvan de commandant, een onderofficier en vier minderen zich door de vlucht
aan gevangenneming onttrokken.
De Duitsers geleidden de gevangenen naar een gebouw aan de Wassenaarse
Slag en brachten de veroverde pag. vuurmonden in stelling.
Door deze geslaagde Duitse overval kwam de voorwaartse beweging van de
beide voorcompagnieën omstreeks 400 m noord van de Wassenaarse Slag tot
staan. De bij de voorcompagnieën ingedeelde sectiën zware mitrailleurs, die door
het moeilijke terrein achter waren geraakt, werden nu aangetrokken en namen
stelling in de voorste lijn.
Met geweren, lichte en zware mitrailleurs werd het vuur geopend op het hotel
en de omgeving daarvan. Aangezien de vijand zich zeer goed gecamoufleerd had
ingegraven en daardoor moeilijk kon worden ontdekt, had dit vuur weinig of
geen uitwerking. De sectie pag. van 9 C.Pag. plaatste enige treffers op het
hotel.
C.-II-9 R.I. gaf aan de commandant zijner reservecompagnie (2e Comp.) bevel,
de door de voorcompagnieën ingenomen opstelling rechts en links te verlengen,
zodat deze compagnie in twee delen werd gesplitst en geen onderdeel beschikbaar
bleef voor het uitvoeren van een manoeuvre.
Om 10.30 zond de B.C. een schets van de opstelling van zijn bataljon en van de
vastgestelde vijand naar C.-4 R.I.
Om 11.45 zond hij een bericht naar de regimentscommandant, dat het bataljon
gereed was voor de aanval. Hij verzocht daarbij steun van 1-4 R.I.
Om 12.00 gaf hij aan C.-M.C. bevel, de nog in reserve zijnde sectiën zware
mitrailleurs eveneens naar de voorste lijn te doen oprukken en aldaar een vuurbasis
te vormen voor de aanval, die om 14.00 zou worden ingezet.
Intussen was namelijk contact verkregen met 1-4 R.I., welk bataljon tegelijker
tijd ten aanval voorwaarts zou gaan. Bovendien hield de B.C. rekening met de
mogelijkheid, dat het bataljon uit Den Haag de vijand in de rug zou aangrijpen.
Van het ogenblik af dat op vijandelijke weerstand was gestoten, (door 1-4 R.I.
reeds omstreeks 7.00; door II-9 R.I. om 10.00) werd voortdurend vuur gebracht
op een vrijwel onzichtbare vijand, die dit vuur slechts af en toe beantwoordde.
Afgezien daarvan, werd noch door C.-I-4 R.I., noch door C.-II-9 R.I. enige
opdracht verstrekt welke kon leiden tot het breken van de ondervonden weerstand.
Enkele ondercommandanten voerden incidenteel verkenningen uit en trachtten
plaatselijk terrein te winnen, maar deze pogingen faalden ten gevolge van het door
de eigen troepen in het wilde weg afgegeven vuur. II—9 R.I. was samengetrokken
op een oppervlakte van ongeveer 300 bij 50 m, terwijl de onderdelen volkomen
door elkander waren geraakt.
Geen der compagniescommandanten ontving duidelijke bevelen van de batal
jonscommandanten voor de aanval die om 14.00 zou worden ontketend.
Deze aanval zou dus slechts bestaan uit een hervatting van de voorwaartse
beweging en had dus nog beter op een vroeger tijdstip kunnen zijn gelast, toen de
229