Gelet op dit rapport, komt het optreden van de sectie van 3-II-12 R.I., met toegevoegd pag., in een wel zeer eigenaardig licht te staan en dient de noodzaak van de terugkeer van die sectie wegens het niet verder kimnen oprukken langs de autoweg in verband met de versperring door vliegtuigenernstig te worden betwijfeld. Uit het vorenstaande blijkt bovendien, dat om 15.20, toen C.-I Div. zijn bevel voor de opmars in de richting Rotterdam verstrekte, hem bekend kon zijn, dat zich geen vijand bevond tussen Delft en Overschie, althans niet aan de autoweg. Omtrent het al of niet nog aanwezig zijn van vijand Z.W. van Oude Lede en aan de oude Rotterdamse weg was niets positiefs bekend. Dat C.-I Div. in zijn bevel niettemin gelastte, dat de aanval met kracht moest worden doorgezet, aanvankelijk tot de Akkerdijkse weg en zo mogelijk daarna tot de Hofweg, terwijl het zich toch liet aanzien dat noord van Overschie geen weerstand zou worden ontmoet, doet eigenaardig aan. Vermoedelijk is dit weinig doortastende optreden te wijten geweest aan de „drop pings", welke tussen Delft en Overschie enige malen plaats vonden en de indruk hadden gewekt dat opnieuw valschermtroepen waren geland, waarmee tijdens de opmars zou moeten worden afgerekend. Op het ogenblik van uitgifte van het bevel van C.-I Div. waren de voor deel name aan de opmars in aanmerking komende troepen als volgt opgesteld. II-R.Gr., versterkt met de 3e Sectie - 47 C.Mr. en de sectie 6 veld van 2-1 Dep.B.A., bevond zich in een verdedigende opstelling in de zuidrand van Delft tussen de begraafplaats Jaffa (inb.) en het viaduct in de autoweg Delft-Overschie. Van III-9 R.I. bevond zich de 3e Compagnie (min twee Sn.), versterkt met een sectie van de le Compagnie en een sectie zware mitrailleurs, sinds de vroege morgen tussen Delfgauw en Ruiven, waar zij het detachement van het depot wielrijders had afgelost. De rest van het bataljon, alsmede de sectie van 9 C.Pag. en de sectie van 9 C.Mr., legerden te Delft, behalve een vijftal groepen van de le Compagnie, die als wachten waren geplaatst aan de O. en N.zijde van de stad (zie blz. 261). Van 11-12 R.I. (min 1 en een sectie-M.C.) was de 2e Compagnie in de zuidrand van Delft belast met de afsluiting van de autoweg, de oude Rotterdamse weg en de weg langs de Schie. De 3e Compagnie rustte in de kwartieren te Delft, met uitzondering van de le Sectie, die de wegen te Delfgauw afsloot. Aldaar bevond zich ook de sectie 6 veld van 12 Bt.6 veld. De M.C. (min een sectie) had twee sectiën in stelling aan de autoweg ter hoogte van het viaduct; één sectie was aldaar opgesteld tegen luchtdoelen. Nabij dit viaduct bevonden zich ook de sectie mortieren van 12 C.Mr. en de sectie pag. van 12 C.Pag. Ter uitvoering van het door C.-I Div. gegeven bevel, gelastte C.-R.J. de vor ming van drie detachementen. 266 Na de nachtelijke Duitse actie tegen de eskadrons van 3 R.H., welke van Duitse zijde zeer waarschijnlijk reeds ten doel had de terugtocht naar Overschie veilig te stellen, was aldaar geen contact meer gemeld. In feite waren de Duitse luchtlandingstroepen, ingevolge de van C.-2e Luftflotte ontvangen opdracht, op Overschie teruggetrokken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 284