Bovendien werden op 8 Mei de door de O.L.Z. daartoe beschikbaar gestelde auto's van de Etappenautocompagnie en van I Aut.Bat. ter versperring op de belangrijkste autowegen geplaatst. De op 9 Mei ontvangen inlichtingsrapporten hadden bij C.-Vg.H. de indruk gevestigd, dat een Duitse aanval op 10 Mei mogelijk was. Deze mogelijkheid had echter reeds enige malen bestaan en in de thans ontvangen inlichtingen, noch in de door de O.L.Z. uitgegeven bevelen, zag hij aanleiding ditmaal rekening te moeten houden met een grotere mate van waarschijnlijkheid van een aanval, dan bij de vorige overeenkomstige gelegenheden het geval was geweest. Hierbij moet wel in aanmerking worden genomen, dat de O.L.Z. de zeer alar merende berichten, welke het A.H.K. na 17.30 bereikten en aanleiding waren voor de verzending van het hierboven vermelde telexbericht van 20.45, niet ter kennis had gebracht van C.-Vg.H. Om 18.10 verstrekte C.-Vg.H. opdracht aan C.-W.Fr.-Vg.H. om de noodlan dingsterreinen bij Vogelenzang, de Zilk en de Klei onverwijld te doen versperren en bewaken. Het bevel hiertoe was uitgegaan van de O.L.Z. (C.Lvd.). Het verontrustende telexbericht van de O.L.Z. van 20.45 is, vermoedelijk in een enigszins andere redactie en op een niet vaststaand tijdstip op 9 Mei, op het H.K.-Vg.H. ontvangen. Onbegrijpelijkerwijze werd de inhoud van dit be richt niet ter kennis gebracht van C.-Vg.H., diens chef van de staf en de overige leiding gevende officieren van het hoofdkwartier. Dientengevolge is het ook niet doorgegeven aan de ondercommandanten, die evenmin de inlichtings rapporten ontvingen.1) Wel ontvingen C.-W.Fr.-Vg.H. en C.-Groep Spui om 19.25 opdracht van C.-Vg.H. om aan de kust bijzondere waakzaamheid te betrachten. Deze opdracht moet dus door C.-Vg.H. zijn verstrekt op grond van de door hem ontvangen inlichtingsrapporten. Op het bevel van de O.L Z. van 23.15 reageerde C.-Vg.H. door het om 23.40 verzenden van een telexbevel aan C.-W.Fr. en tevens aan C.-Groep Spui op het Z.Fr.-Vg.H., inhoudende dat alle s.b. troepen op 10 Mei 3.00 volledig strijd vaardig moesten zijn. Aangezien deze s.b. troepen uitsluitend aan de kust waren opgesteld, bleef dus voor de overige troepen op de fronten van de Vesting Holland de normale graad van strijdvaardigheidgehandhaafd. Op 10 Mei 3.00 bestond dus voor alle troepen, ressorterende onder C.-Vg.H., de normale graad van strijdvaardigheid"met uitzondering van die onderdelen, welke een speciale taak hadden te vervullen (zoals de hierboven vermelde onder delen van 1 R.H.M. enz.) en van de s.b. troepen op het kustfront, welke op dat uur alle gealarmeerd waren. 10 C.-Vg.H. heeft deze waarschuwing daardoor ook niet kunnen doorgeven aan de kantonnements- commandant te Rotterdam (zie „De strijd om Rotterdam", blz. 10). Ook de critiek van de Parlementaire Enquêtecommissie op het beleid van C.-Vg.H. gaat uit van de onjuiste premisse, dat C.-Vg.H. bedoeld telexbericht zou hebben gekend (zie Verslag P.E.C. Deel IA. blz. 112 en 135 en Deel I B. blz. 105 Noot rechter kolom).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 28