289 48 C.pag. 48 Bt.6 veld 48 C.Mr. een Bt.-II-2 R.A. een Comp.pag. een S.20 Bt.6 veld een Bt.-I-6 van Bezuidenhout III-2 R.A. e- vak Pijnacker C. C.-3 R.H. Troepen; 3, 4-3 R.H. Dep.Comp.wrs. Det.pag.-3 R.H. sectie Mr.-3 R.H. een Bt.-II-2 R.A. een Comp.pag. 1) ƒ- vak Zoetermeer /Zegwaard C. C.-III-12 R.I. Troepen: 111-12 R.I. (min een Comp. en een Tir.S.) een Comp.pag. x) 3. Vakgrenzen a. Tusschen vak Loosduinen en vak Wateringen: Eendenkooi in vt. 18-51 R.K.Poeldijk. b. Tusschen vak Wateringen en vak Den Hoorn: De Zwet (bij vak Wateringen). c. Tusschen vak Den Hoorn en vak Delft: de Schie (bij vak Den Hoorn). d. Tusschen vak Delft en vak Pijnacker: een lijn 500 m ten Z.W. van en evenwijdig aan de lijn Overgauwsche weg/station Rodenrijs. e. Tusschen vak Pijnacker en vak Zoetermeer/Zegwaard: een lijn 500 m N.O. en evenwijdig aan spoorlijn Nootdorp/Berkel. 4. Opdracht voor de vakcommandanten a. Algemeen. Het hun ter verdediging toevertrouwde vak ter hardnekkige verdediging inrichten, daarbij in het bijzonder een pantserafweerfront vormende. In het bijzonder maatregelen treffen tegen zware vews., waarbij in beginsel de stukken 4.7 in voorste lijn waren te plaatsen, terwijl de stukken 6 veld en 7 veld een tweede lijn moeten vormen. Bruggen opendraaien c.q. ophalen en in de secondaire wegen ter vernieling voorbereiden en zoo noodig vernielen. Aanvangende met de hoofdwegen en spoorwegen vechtwagenversperringen aanbrengen, waarin op de hoofdwegen openingen te laten voor het doorlaten van eigen troepen. Deze openingen moeten snel afsluitbaar zijn op de spoorlijn. Op de spoorlijn den Haag/Utrecht moet spoorvervoer mogelijk blijven. b. C.-R.Gr. zal tenminste twee Sn.zw.mitr. bestemmen om vuur te kunnen brengen op het Vliegveld Ockenburg. c. Bewaking vliegveld Ypenburg blijft gehandhaafd als thans. 5. I P.A. Wordt verplaatst naar Nootdorp. Richt zich ter verdediging in tegen parachutisten en vormt een stootgroep. x) Worden op nader te bepalen tijdstip ter beschikking gesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 307