lijk kunnen worden belet. Daarbij kwam dan nog de bevolen actie van Lt.Div. en 3 G.B., waardoor de toestand van de Duitse luchtlandingstroepen op IJssel- monde critiek dreigde te worden. Voor wat betreft de toestand op het eiland van Dordrecht, had C.-Vg.H. alle hoop, dat de stad Dordrecht in Nederlandse handen zou kunnen blijven en dat een tegenactie door troepen van de Groep Kil en troepen uit Dordrecht succes zou kunnen hebben. Toen in de loop van de nacht van 10 op 11 Mei C.-Lt.Div. berichtte, dat over schrijding van de brug bij Alblasserdam, die door de vijand was bezet, niet mogelijk was gebleken, gelastte C.-Vg.H., dat de vijand aldaar moest worden verdreven door met boten over de Noord te zetten troepen. Omstreeks 10.00 meldde C.-Lt.Div., dat de uitvoering van de hierboven gelaste opdracht was mislukt doordat de Duitsers over sterke krachten op de westoever van de Noord bleken te beschikken. Een overgang over de Noord achtte C.-Lt.Div. daarom onuitvoerbaar. De opdracht moest mitsdien worden gewijzigd. C.-Vg.H. gelastte daarop, dat de Lt.Div., onder vasthouding van de oostelijke oever van de Noord, met zo sterk mogelijke krachten via het Papendrechtse Veer naar het eiland van Dordrecht moest oprukken, de vijand aldaar terug werpen om vervolgens via Wieldrechtsche Veer en brug zuid van Barendrecht IJssel- monde te bereiken. Enige tijd later berichtte C.-Vg.H. aan C.-Lt.Div., dat 1-11 R.A. van III L.K. naar Gorinchem was gezonden en daar onder bevel van C.-Lt.Div. zou treden. In verband met deze opdracht aan C.-Lt.Div., en tevens rekening houdende met het intussen van C.-Groep Kil ontvangen bericht dat 3 G.B. er niet in was geslaagd naar Waalhaven op te rukken, droeg C.-Vg.H. C.-Groep Kil op, althans de brug bij Barendrecht in eigen handen te houden. Aangezien de van Garn.C. Rotterdam ontvangen berichten wezen op belangrijke versterking van de Duitse troepen op het Noordereiland en zelfs op de vorming van een bruggenhoofdjeop de noordelijke oever van de Maas, zodat rekening moest worden gehouden met een mogelijke vijandelijke opmars over de Maasbrug, droeg C.-Vg.H. aan C.-Lvd. op, deze brug door bomtreffers te doen vernielen. Ter verdere vernietiging van de valschermtroepen rondom 's-Gravenhage, welke zich in hoofdzaak schenen te bevinden nabij de Positie Hoek van Holland, tussen Delft en Rotterdam, nabij Ockenburg en vooral te Valkenburg (dorp) en in de duinen tussen Katwijk en Scheveningen, gaf C.-Vg.H. op 11 Mei 4.00 aan C.-I L.K. bevel, de op 10 Mei ingezette acties met kracht voort te zetten, waarbij uit Delft moest worden opgerukt in de richting van Rotterdam teneinde de kunstweg vrij te krijgen, terwijl tevens de wegen in het Westland naar Hoek van Holland van vijand moesten worden gezuiverd. Te 's-Gravenhage moest infanterie, ter sterkte van drie bataljons, ter beschikking van C.-Vg.H. worden gesteld. 16 11 MEI

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 34