NABESCHOUWING
Het feit, dat de Duitse luchtlandingstroepen rondom 's-Gravenhage de hun
toegedachte taak niet tot een goed einde hebben kunnen brengen en zelfs groten
deels in de strijd ten onder zijn gegaan, heeft na de Meidagen van 1940 hier en
daar de mening doen postvatten, dat de tegenover hen ingezette Nederlandse
troepen beter werden geleid en aangevoerd, en moediger, doortastender en vast
houdender hadden gestreden dan zulks op de meeste andere gevechtsterreinen
in ons land het geval was geweest.
Een nauwgezette bestudering van de geleverde strijd ontneemt onzes inziens
aan een dergelijke mening alle grond.
Ongetwijfeld is, vooral op de eerste oorlogsdag, door tal van infanterie-onder-
delen, waarbij depotcompagnieën, moedig en doortastend opgetreden. Hierdoor,
vooral ook dank zij de steun van de artillerie, de luchtstrijdkrachten en de lucht
doelbestrijdingsmiddelen, leed de vijand zeer zware verliezen en konden de ver
loren gegane vliegvelden worden heroverd.
Tijdens deze gevechten bleek weer eens overduidelijk de grote, vooral morele
uitwerking van artillerievuur, óók op uitstekend geoefende, moedige en reeds in
de strijd geharde troepen.
Dat de Nederlandse troepen daarbij niet aan vijandelijk artillerievuur waren
onderworpen, in tegenstelling met die aan IJssel, Maas en Grebbe, heeft onge
twijfeld aanvankelijk bijgedragen tot het behoud van het moreel.
De resultaten, welke op 11 Mei en de volgende dagen door onze troepen werden
bereikt, steken ongunstig af tegenover die van 10 Mei.
Dit spreekt des te duidelijker, wanneer wij ons rekenschap geven van de onder
linge sterkteverhouding op 10 Mei en op de dagen daarna.
De sterkte van de luchtlandingstroepen, die op 10 Mei aan de strijd op de grond
deelnamen, bedroeg omstreeks 2000 man. De depottroepen en de lichte troepen
buiten beschouwing latende, traden daartegen in de loop van die dag aan Neder
landse zijde op: negen bataljons met toegevoegde zware wapens en enige afdelingen
artillerie.
Hiervan gingen op die dag aan Nederlandse zijde troepen ter waarde van bijna
twee bataljons verloren (III-R.Gr. en III-4 R.I.), terwijl de Duitse verliezen
bijna 50% bedroegen van de sterkte der gelande troepen.
Op 11 Mei en volgende dagen nam de sterkte der Duitsers slechts weinig af,
terwijl aan Nederlandse zijde enerzijds verliezen werden geleden (o.a. 1-1 R.I.
bij de Wassenaarse Slag), doch anderzijds verse troepen konden worden ingezet.
Tegenover de ongeveer 200 man sterke Duitse groep Sponeck op het landgoed
Ockenburg, stonden op 11 Mei twee Nederlandse gardebataljons, gesteund door
een afdeling artillerie.
Niettemin wisten deze 200 man zich te handhaven en zich op 12 Mei te verenigen
met de eigen troepen te Overschie.
Zuid van Delft bevonden zich 200 a 300 (later te Overschie 400 a 500) man
tegenover aanvankelijk twee, later zelfs drie bataljons, gesteund door artillerie.
338