Te Katwijk aan Zee: 1 Dep.Afd. van IV Dep.B.A. waarbij een detachement van de instructiebatterij van IV Dep.B.A., III-4 R.I. (min bezetting vliegveld Valken burg), 1, 2-III-2 R.A., Det.-4 Res.G.C. Te Rijnsburg: de instructiebatterij van IV Dep.B.A. (verminderd met het detachement te Katwijk aan Zee). Te Oegstgeest: de depotafdeling rijdende artillerie (Dep.Afd.R.A.) van IV Dep.B.A. Te Leiden: II Dep.Inf., bestaande uit Staf, 10, 15 en 22 Dep.Bat.; IV Dep.B.A. (min 1 Dep.Afd., Dep.Afd.R.A. en Instructiebatterij); St.K.-W.Fr.-Vg.H., St.K.- Gr.Leiden-W.Fr.-Vg.H.Kaderopl.-W.Fr.-Vg.H.; 10 Dep.C.B.T.; 6 Dep.Comp. Geneeskundige troepen; 1 C.A.A.T. (min twee Sn.). De hierboven geschetste splitsing van het legeringsgebied in drie delen loopt vooruit op de toestand, welke in feite ontstond in de vroege ochtend van 10 Mei, toen vijandelijke luchtlandingen werden uitgevoerd op en nabij de vliegvelden Ockenburg, Ypenburg en Valkenburg, en dus de Nederlandse troepen te 's-Gra- venhage en onmiddellijke omgeving gedeeltelijk gescheiden werden van de troepen in het Westland en te Delft enerzijds, en van die aan de Oude Rijn en verder noordelijk anderzijds. Tevens blijkt, dat van I L.K. de gehele III Div. en het grootste deel van 4 R.I. van I Div. zich niet bevonden binnen het gebied, waar het verrassende vijandelijke optreden tot uiting kwam. Bij de hierna volgende beschrijving van de gevechts handelingen van I L.K. zal dieper worden ingegaan op de legering der daartoe behorende onderdelen. Thans wordt volstaan met de vermelding dat het legerings gebied van III Div. zich uitstrekte van Sassenheim tot benoorden Haarlem. Ten aanzien van de bevelsverhoudingen diene nog het volgende. De O.L.Z. had in de late avond van 9 Mei bepaald, dat C.-Vg.H. z.n. mocht beschikken over onderdelen van I L.K., terwijl in geval van oorlog alle depots automatisch onder bevel van C.-Vg.H. werden geplaatst. Alvorens echter opdrachten te verstrekken aan depotonderdelen, diende C.- Vg.H. overleg te plegen met de desbetreffende wapeninspecteurs. Dit voorbehoud was nodig, aangezien C.-Vg.H. niet op de hoogte was van de eventueel reeds aan sommige onderdelen opgedragen taken, noch van de graad van geoefendheid welke door elk dier onderdelen was bereikt. Wat dit laatste betreft kan al dadelijk worden opgemerkt, dat op 10 Mei bij de depots niet over volledig afgerichte dienstplichtigen werd beschikt. Zo waren bij de infanteriedepots ingedeeld de gewone dienstplichtigen van de lichting 1940 II, welke sinds 5 Februari 1940, dus gedurende drie maanden, in dienst waren, en de buitengewone dienstplichtigen van de lichtingen 1938 en 1939, die op 1 April voor het eerst onder de wapenen waren gekomen en dus nagenoeg geheel onge oefend waren. Aan schietoefeningen was door lichting 1940 II herhaaldelijk deel genomen. De lichtingen 1938 en 1939 hadden nog slechts een enkele maal ge schoten. Gevechtsoefeningen waren uiteraard nog niet gehouden. 25

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 43