uit Z.W.richting naar het vliegveld vlogen, hevig bevuurd door de Nederlandse luchtdoelartillerie. De Nederlandse D XXI jachtvliegtuigen op Ypenburg van V-2 Lv.R. stegen op, spoedig gevolgd door de D 8A toestellen. Terwijl dit plaats vond, sloegen reeds de eerste vijandelijke bommen van 50 kg op het vliegveld in, zodat de laatst opstijgende toestellen beschadigingen opliepen en om de bomtrechters heen ma noeuvrerend moesten starten. De Nederlandse jagers bonden onmiddellijk de strijd aan tegen de zeer overmachtige vijand. 1) Onmiddellijk na het opstijgen der vliegtuigen vluchtte het daarbij behulpzaam geweest zijnde grondpersoneel in de richting van de gevechtsopstellingen, waarbij enige manschappen verwondingen opliepen door bomscherven. Het bombardement werd vrijwel ononderbroken uitgevoerd door meerdere, kort na elkaar aanvliegende golven tot ongeveer 4.45. De materiële uitwerking op Ypenburg was, gelet op de lange duur en de hevigheid van het bombardement, betrekkelijk gering, hoewel verschillende gebouwen getroffen werden, o.a. hangar 1, waarin brand ontstond, evenals in het hoofdgebouw. Beide branden werden echter spoedig met eigen middelen geblust. Enkele vliegtuigen in hangar 1 werden een prooi der vlammen. Een houten loods nabij de watermolen werd in de as gelegd en de in die loods ondergebrachte motorrijwielen van de motormitrailleurgroepen gingen daarbij verloren. De bij de hoofdingang opgestelde pantserwagen 601 verzakte door er naast inslaande bommen en bleek daardoor niet meer rijdbaar. Van pantserwagen 605 werden de periscopen beschadigd en het kanon ontregeld, waarna de bemanning de wagen verliet onder medeneming van de mitrailleurs en zich begaf naar de verdedigers bij de watermolen. Een groot nadeel voor de leiding der verdediging was, dat de veldtelefoon verbindingen verbroken werden. De gevechtsopstellingen aan de randen van het vliegveld waren niet noemens waard beschadigd. Viel dus de materiële uitwerking nogal mee, de morele invloed van het bom bardement op de verdedigers was zeer groot. Zolang de vreemde vliegtuigen overvlogen zonder tot vijandige handelingen over te gaan, waren zij door de vliegparkbezetting vol belangstelling gadegeslagen. Toen zij lager kwamen en de eigen luchtdoelbestrijdingsmiddelen een woordje gingen meespreken, volgde men dit gebeuren met grote spanning en werden de gevechtsopstellingen door velen verlaten om beter te kunnen zien. Dat men door dit ongedisciplineerde optreden bovendien zijn leven onnodig in de waagschaal stelde, werd blijkbaar niet beseft, en het kader trad hiertegen niet voldoende krachtig op. Toen gelijktijdig met het haastig opstijgen der eigen vliegtuigen de eerste bom men gierend op het veld neersloegen, werd men zich eindelijk van het gevaar bewust en sprak nog slechts de drang naar zelfbehoud. Deze uitte zich bij velen 40 Hieromtrent wordt verwezen naar Deel 7 van Hoofddeel III.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 58