Bij aankomst aan de hoofdingang bedroeg de sterkte ongeveer 50 man. Ver
moedelijk bevond zich de commandant van het bataljon valschermjagers daarbij.
Zoals uit de voorafgaande beschrijving blijkt, waren aan Nederlandse zijde
slechts enige manschappen met een lichte mitrailleur aan de rijksweg opgesteld,
terwijl de niet meer rijdbare pantserwagen 601 vlak voor de ingang stond.
C.-III-R.Gr., die op het laatste moment gewaarschuwd was voor de nadering
der Duitsers, zag nog kans enige pantserwagens naar de ingang te zenden, doch de
aanwezigheid der medegevoerde krijgsgevangenen werkte sterk in het voordeel
der Duitsers.
Van Nederlandse zijde werd namelijk niet gevuurd, daar men bevreesd was de
krijgsgevangenen te trelfen.
De groep aan de rijksweg gaf zich over.
Toen paw.601 door de Duitsers werd omringd en deze de inzittenden tot over
gave sommeerden, ontstond een kort vuurgevecht, hetwelk echter spoedig eindigde
met de overgave van de paw. De chauffeur van de opgerukte paw.603 sneuvelde,
de richter werd gewond en ook deze wagen geraakte daarop in 's vijands handen.
Paw.602 wist via de hoofdingang op de rijksweg te komen, maar trok spoedig
daarna terug in de richting van de Hoornbrug.
Paw.608 geraakte op het voorplein tussen de dooreengemengde Duitsers en de
Nederlandse krijgsgevangenen en durfde daarom niet te vuren. De schutter werd
gewond en de wagen trok terug naar de noordelijke cantine.
Paw.611 durfde evenmin het gevecht aan. Toen de vijand de wagen in de rug
aanviel, verliet hij het veld langs de sintelweg naar hoeve Ypenburg, vanwaar hij
later doorreed naar de Hoornbrug.
Zo was al heel spoedig de B.C. met het nog resterende deel van zijn staf in de cp.
omringd door vijand.
De ingang van de cp. werd nog een ogenblik verdedigd door C.-l-III-R.Gr.,
enige officieren van de bataljonsstaf en een soldaat.
De aanvallers traden met handgranaten op, waardoor de luitenant, bataljons
adjudant sneuvelde.
De B.C., beïnvloed door de houding der Nederlandse krijgsgevangenen op het
voorplein, die schreeuwden het vuren toch te staken omdat zij er anders allemaal
aan zouden gaan, besloot te capituleren. Hij stelde C.-Lvd. nog telefonisch op de
hoogte en liet daarna het vuur staken en de wapens neerleggen.
Zo waren dus omstreeks 7.15 het hoofdgebouw en de aangrenzende gebouwen
in 's vijands handen.
De gevangenen werden daarop door de Duitsers deels in het hoofdgebouw,
waarop de hakenkruisvlag werd gehesen, deels in de hangar ondergebracht.
Terwijl deze snelle vermeestering van het hoofdgebouw haar beslag kreeg en
de Duitse indringers geleidelijk werden versterkt tot ongeveer 150 man, waren de
Nederlandse troepen in de stellingen aan de Z.W.zijde van het vliegveld ter plaatse
gebleven.
C.-2-III-R.Gr. had de nadering van de vijand langs de rijksweg wel waarge
nomen, doch zag geen kans zijn troepen daar tegen in te zetten, aangezien zij
48