een onderofficier en drie man met een zware mitrailleur, werden gevangen ge nomen en naar Monster afgevoerd. J) Zonder verdere voorvallen bereikte het hoofd van de voorhoede omstreeks 8.00 de Schelpweg, waar op bevel van de B.C. halt werd gehouden. Na de C.Cn. bij zich te hebben ontboden, deelde C.-I-R.J. hen mede, dat blijkens ontvangen meldingen van de flankdekking, op het strand Duitse transportvliegtuigen waren geland, waarvan de inzittenden verdwenen waren in het duinterrein en dat zich ook op het terrein van de waterleiding vijand bevond. Teneinde ernstige verliezen te vermijden, zou het bataljon daarom de opmars tussen de Monsterse weg en de zee voortzetten met 3e en 2e Comp., ieder ver sterkt met een sectie zware mitrailleurs, als resp. rechter- en linkervoorcompagnie scheidingslijn Solleveld-Blijrust (beide bij 3e Comp.). De le Comp., M.C.-I-R.J. (min twee sectiën) en de sectie van 48 C.Mr. 300 m achter de linkervleugel van de 3e Comp. B.C. persoonlijk tussen 3e Comp. en le Comp. Na het bereiken van de lijn zuidrand Bloemendaal-Solleveld-strandpaal 108.5 moest het verband worden opgenomen. 2) Het duurde geruime tijd, voordat de uit dit bevel voortvloeiende formatie was ingenomen, hetgeen niet te verwonderen is, daar de 2e Comp., die in de colonne achter de le Comp. marcheerde, in voorste lijn moest worden gebracht en het onoverzichtelijke duinterrein alle verplaatsingen zeer bemoeilijkte. Bovendien werd van tijd tot tijd mitrailleurvuur ontvangen uit rondcirkelende vijandelijke vliegtuigen, waartegen de manschappen voortdurend dekking zochten en waardoor op verschillende plaatsen de droge helm in brand geraakte. De rechtervoorcompagnie (3e Comp.) nam een opstelling in met twee voor sectiën en twee sectiën daarachter. De linkervoorcompagnie (2e Comp.) plaatste drie sectiën in voorste lijn en één op 200 m afstand achter de middelste sectie. C.-le Comp. plaatste zijn vier sectiën naast elkaar. Hoe laat de Schelpweg werd overschreden is niet bekend. Het verdere verloop van de opmars was als volgt. De 3e Comp. bereikte, zonder weerstand te hebben ondervonden, de lijn Oerberlaan-Watertoren, waar de le Sectie van 2-II-R.Gr. werd aangetroffen. C.-I-R.J. nam deze sectie onder zijn bevel. Daar de B.C. op dat ogenblik be richten bereikten dat vijandelijke parachutisten in opmars waren van Monster naar Loosduinen, dus in de rug van zijn bataljon, en hem tevens bekend was dat zich op de watertoren een waarnemingspost bevond van I-2-R.A., die naar zijn mening vóór alles veilig moest worden gesteld, droeg hij de S.C. van 2-II-R.Gr. 81 Wellicht was dit de Duitse patrouille, die opdracht had gekregen de Monsterse weg ter hoogte van de watertoren af te sluiten (zie schets Nr. 2) en was zij te ver doorgereden. Bedoeld punt is namelijk niet door de Duitsers bezet geweest, maar wel door de daarheen gedirigeerde le Sectie van 2-II-R.Gr. (zie blz. 65), die daar geen vijand aantrof. 2) Duidelijk is deze lijn allerminst. Vermoedelijk is zij echter door de B.C. op de kaart aangewezen. Óf, na het opnemen van het verband, deze lijn mocht worden overschreden of dat daartoe het bevel van de B.C. moest worden afgewacht, is niet bekend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1954 | | pagina 99