hem en bovendien boven hem (in de bomen) en hij had het gevoel, in de lucht te hangen. Hij was op de hoogte gebracht van de voorgenomen tegenaanval en had verzekerd, op zijn post te zullen blijven. Tussen pl. 25 aan de spoorlijn en Achterberg was 11-11 R.I. (reserve van II Div.) geplaatst. Een tegenaanval zou te 4.30 worden ingezet tussen de spoorlijn en de inundatie in de richting N.W.-Z.O., met zo mogelijk vier bataljons, onder bevel van luitenant kolonel Land, de voorm. C.-Groep Maas-Waal, die het bevel over 29 R.I. juist op zich had genomen. Twee bataljons onder bevel van C.-24 R.I. zouden als reserve van de D.C. worden geplaatst ten W. van Rhenen. 4 R.H., aanvankelijk als reserve naar de bossen N.W. van pl. 25 gezonden, was op grond van de berichten omtrent de toestand in de omgeving van station Rhenen eveneens naar de spoorlijn gezonden en C.-4 R.H. was met het bevel over alle troepen aan die spoorlijn belast. De tegenaanval zou worden gesteund door 8 R.A. en onderdelen van 4 R.A. (van II Div.). Er zou geen inleidende beschieting plaats vinden en in verband met de plaats van de artillerie ten opzichte van de aanvallende troepen geen recht streekse steun worden verleend, doch op het aanvalsuur zouden vuurconcentraties worden afgegeven op een viertal punten in de frontlijn. Een en ander hield vei band met de onmogelijkheid, de artillerie nog vóór het aanvalsuur te verplaatsen en anderzijds met het feit, dat nog verschillende eigen onderdelen in de hws.werden verondersteld. Het indelen van artillerie bij de aanvallende troepen als begeleidende artillerie was door de deskundigen onuitvoerbaar geacht. Hoewel het voornemen had bestaan de aanval te doen plaats hebben te 3.45, het tijdstip bij het aanbreken van de dag, waarop een Engelse luchtaanval was toegezegd, had dit tijdstip later gesteld moeten worden. C.-II Div. en zijn beide regimentscommandanten waren op initiatief van kapitein Fiévez weder naar hun cpn. teruggezonden. De kapitein had de indruk, dat de spoorlijn stevig in eigen handen was. Nadat de chef van de staf van IV Div. weder opgefrist was verschenen, had hij deze ingelicht, was daarna naar C.-II L.K. vertrokken, had onderweg de troepen transporten van 29 R.I. ontmoet en was bij het St.K. van II L.K. gekomen, dat omringd stond met posten met het geweer in de vaardighouding, daar overal onraad zou zijn. Hij had bij aankomst het voornemen gehad, om C.-II L.K. te raden, met een kleine staf naar Rhenen te gaan, ten einde op het zwaartepunt van de strijd zelf de leiding te nemen. Hij achtte dit te meer noodzakelijk, omdat hij in de leiding bij IV Div. geen volledig vertrouwen had. In een persoonlijk gesprek met C.-II L.K. had hij echter de indruk gekregen, dat deze zeer terneergeslagen was, pessimistisch was gestemd en zeer vermoeid was. In verband hiermede had hij zijn voorgenomen suggestie achterwege gelaten. Hoewel na het verslag duidelijk was, dat de artillerie-ondersteuning een zwak 76

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 100